Herhaling H5 + H6 | Voorbereiding toets

Herhaling H5 + h6 | Voorbereiding toets
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling H5 + h6 | Voorbereiding toets

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Productiefactoren

Slide 2 - Slide

LET OP! De O van ondernemerschap hoef je niet te kennen.
Bedrijfskolom
  • De weg die een product aflegt van grondstof 
tot eindproduct is voor te stellen met de 
bedrijfskolom. -->

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Auto's maken met machines=

mechanisering

Auto's maken met robots =

automatisering

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waarom maakt een fabriek gebruik van technologische ontwikkelingen?
1. De productie gaat zo een stuk sneller
2. De productie gaat zo een stuk preciezer

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de kosten
Bepalen verkoopprijs
en consumentenprijs 

inkoopprijs
brutowinstmarge +
verkoopprijs
btw                          +
consumentenprijs
  • De inkoopprijs van een shirt is €16
  • De brutowinstmarge is 50%
  • Bereken de verkoopprijs
  • Bereken de consumentenprijs

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Afzet & omzet 
Het aantal producten dat je verkocht hebt, is de afzet.

Het totaalbedrag dat je met de verkopen ontvangt, is de omzet.

Berekening omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Productiecapaciteit = maximale productie
Productiecapaciteit


  • onderbezetting
  • > er wordt minder geproduceerd, dan er maximaal geproduceerd kan worden
  • overbezetting 
  • -> er is productiecapaciteit te kort om aan de vraag te kunnen voorzien

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit


Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit
Productie : aantal werknemers = arbeidsproductiviteit

    

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskosten vs maatschappelijke kosten
Bedrijfskosten = Kosten van bijvoorbeeld brandstof, onderhoud en loon van het personeel.

Maatschappelijke kosten = De kosten van luchtvervuiling, geluidsoverlast en files op de wegen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De overheid
  • De overheid regelt veel zaken om ons land te laten functioneren. 
  • 3 overheden: 
  1. Het Rijk
  2. Provincie
  3. Gemeente 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Collectieve en particuliere sector

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

UWV 
Het UWV is een overheidsinstelling dat alle uitkeringen regelt voor mensen. 


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Verzorgingsstaat
 Nederland wordt een verzorgingsstaat genoemd, omdat het een land is waar veel geld wordt besteed aan onderwijs, gezondheidszorg en uitkeringen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Werknemersverzekering 
  • Zijn voor: Mensen die werken of hebben gewerkt voor een bedrijf/ overheid. (LET OP! Dus niet een eigen bedrijf hebben)
  • Worden betaald door: Mensen die nu werken
  • Voorbeelden: WW, WIA


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Directe belastingen
Inkomen
Vermogen
Winst

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Benoem de 3 productiefactoren

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Riccardo verkoopt schoenen. De inkoopprijs van een paar schoenen is €50. Riccardo berekent de verkooprijs van de schoenen door 70% bij de inkoopprijs op te tellen. Bereken de verkoopprijs van een paar schoenen.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor de prijs inclusief btw?
A
Consumentenprijs
B
Verkoopprijs
C
Winkelprijs
D
Prijs excl. btw

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De verkoopprijs van een tennisracket is €200. Daar komt nog 21% btw bij. Bereken de consumentenprijs.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

De Douglas verkoopt op 1 dag 12 keer Chanel parfum voor vrouwen. De Chanel parfum kost €50 per stuk. Berken de totale omzet.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit is:
A
De productie per machine in een bepaalde tijd
B
De productie per bedrijf
C
De arbeid per bedrijf
D
De productie per werknemer in een bepaalde tijd

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In de schoolkantine werken 2 medewerkers. Alle twee werken ze 5 uur per dag. Op één dag maken ze samen 200 broodjes. Bereken hoeveel broodjes één werknemer per uur maakt.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 12

De kosten die een bedrijf heeft voor grondstoffen, het gebouw en personeel zijn ...................... kosten. De negatieve gevolgen van productie voor de samenleving zijn .................... kosten.
Bedrijfkosten
Maatschappelijke

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions