Vok 35-39 + sterke ww

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a -> ä
B
a -> i
C
er verandert niets
1 / 18
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a -> ä
B
a -> i
C
er verandert niets

Slide 1 - Quiz

Wat is de goede vervoeging?
Du (fahren) ... nach Berlin.
A
fahrst
B
fährt
C
fährest
D
fährst

Slide 2 - Quiz

Vul de goede vervoeging in.
Er (fallen) ... auf den Boden.
A
fallt
B
fält
C
fällt
D
vällt

Slide 3 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:
Der Jaguar (laufen) ....... sehr schnell.
A
lauft
B
läuft
C
löp
D
läufst

Slide 4 - Quiz

Bij sterke werkwoorden verandert met een lange e-klank:
A
e->i
B
e->ie
C
e->ee
D
er verandert niets

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in.
Du (helfen) ......... mir immer gut.
A
hilfst
B
helfst
C
hielfst
D
helpst

Slide 6 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in.
Paul (sprechen) .......... gut Deutsch
A
sprecht
B
spriecht
C
spreekt
D
spricht

Slide 7 - Quiz

Du ........... jetzt mein Gesicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht

Slide 8 - Quiz

Meine Schwester (lesen) ......... ein Buch.
A
lest
B
lies
C
liest
D
leest

Slide 9 - Quiz

Du ......... mir ein Geschenk.
A
gebst
B
gibst
C
gibt

Slide 10 - Quiz

Meine Tante ........... uns mit.
A
nimmt
B
nihmt
C
nehmt
D
nimt

Slide 11 - Quiz

im Gegensatz zu
A
met betrekking tot
B
met tegenzin in
C
in tegenstelling tot
D
naar aanleiding van

Slide 12 - Quiz

der Auftritt
A
het optreden
B
de opgang
C
de opstap
D
de afrit

Slide 13 - Quiz

eifersüchtig
A
gemakzuchtig
B
verslaafd
C
ijverig
D
jaloers

Slide 14 - Quiz

der Vorschlag
A
het verslag
B
de omslag
C
het voorstel
D
de doorslag

Slide 15 - Quiz

vertaal: bevestigen

Slide 16 - Open question

vertaal: ten minste

Slide 17 - Open question

vertaal: getrouwd zijn met

Slide 18 - Open question