Week 2, les 2

Schrijven Spaans
ESCRIBIR
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijven Spaans
ESCRIBIR

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Mannelijk en vrouwelijk
In het Spaans kunnen woorden mannelijk of vrouwelijk zijn.
Bijvoorbeeld:
el abuelo, la abuela
la escuela, el colegio

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Enkelvoud en meervoud
In het Spaans maak je een woord meervoud door +es of +s achter te plakken. Bijvoorbeeld:
la abuela > las abuelas
el profesor > los profesores

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden
Werkwoorden zijn niet mannelijk of vrouwelijk, maar kunnen wel in het enkelvoud (ik, jij, hij/zij, u of meervoud (wij, jullie, zij/u) staan. Voorbeelden:
hablar = praten comer =eten escribir = schrijven


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zinsvolgorde
In het Spaans is de zinsvolgorde bijna hetzelfde als in het Nederlands. Namelijk:
plaats/tijd/manier
- Onderwerp - Werkwoord - Rest van de zin -
plaats/tijd/manier

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Zinsvolgorde
Let op het volgende:
de ontkenning (no) komt altijd voor het werkwoord
Bijvoorbeeld: No vivo en Inglaterra. = Ik woon niet in Engeland.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

concordantie
~ In het Spaans past het bijvoeglijk naamwoord (guapo, nuevo, azul)/ bezittelijk voornaamwoord (mi, su, nuestro) en het lidwoord (un, una, el, la) zich aan het geslacht (m/v) en getal (enkelvoud/meervoud) van het zelfstandig naamwoord.

           *Tengo dos faldas nuevas.
           *Nuestros compañeros son simpáticos.
           *Tengo una semana ocupada.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Mooie(re) zinnen
1.Quiero seguir un curso de español en su instituto. → Querría
 
2. Yo tengo español para tres años. → Llevo estudiando el español durante tres años.
 
3. Quiero aprender mejor el español. → Quiero mejorar mi español / quiero perfeccionar mi español
 
4. Puede ayudarse mutuamente y mejorar. → Se puede ayudar y mejorar el uno al otro.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Mooie(re) zinnen
5. uno curso español → Un curso 
uno kan nooit voor een zelfst nw staan! Dit gebruik je alleen los.
 
6. También me pregunto si, ¿hay otros estudiantes extranjeros? → Quisiera preguntarles si también hay otros estudiantes extranjeros?

7. Me llamo ....→ Permítame presentarme, me llamo ... = goede intro
 
8. Me gustaría hablo.... → Me gustaría hablar...
Na constructie met ‘me gusta’ komt altijd het hele ww.


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Mooie(re) zinnen
9. Me gustaría saber o el curso es … → Me gustaría saber si el curso es …

10. Quiero hablo español muy buen. → Quiero hablar español muy bien

11. El fue un curso… → Fue un curso... (Het was een cursus ....)
‘het’ wordt niet zo letterlijk vertaald in het Spaans. 

12. Encuentro muy divertida→ Me parece muy interesante

Entusiasto/a en divertido/a niet in een formele brief! Beter: interesado/a of motivado/a

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Briefconventies
Eigen adres 
x
Adres geadresseerde
x
plaats, datum
Uithoorn, 15 de marzo de 2013
x
onderwerp
Asunto: 
x
aanhef:
Estimado señor García:
Distinguidos Señores: (let bij afsluiting op ‘Les agradezco de antemano..’)
x
afsluiting:
Atentamente,
Saludos cordiales,
Un cordial saludo,


Slide 11 - Slide

  • x = witregel
  • Denk aan dubbele punt achter aanhef (dit staat fout in 'libro de referencia')
  • Leg het verschil verschil uit tussen aanhef en afsluiting (brief gericht aan 1 persoon geeft afsluiting 'le agradezco', brief gericht aan bijv. distinguidos señores geeft afsluiting 'les agradezco'. Laat lln ontdekken wat het verschil is. Wat schrijven ze hier eigenlijk?

Briefopbouw
Je brief bestaat uit minimaal  3 alineas:

Alinea 1:
- Schrijf wie je bent + vertel waarom je schrijft 
vb. Als eerste zou ik mezelf graag voor willen stellen. Ik heet ......... Ik schrijf u omdat ik graag wil solliciteren op de functie..... zoals gelezen in de Telegraaf van 10 september 2018.

Alinea 2:
- Alles wat je wilt zeggen/vragen/ mededelen in het middenstuk schrijven. Orden dit wel op een logische manier (voor een mooie volgorde/zinsopbouw kun je punten verdienen). Je kan er voor kiezen als het een lang middenstuk is, om hier nog een extra alinea toe te voegen. 

Alinea 3:
- Schrijf hier wat je verwacht van de lezer (wil je dat hij/zij een antwoord stuurt/ jou opbelt/ een mail stuurt/ antwoord geeft op... etc.)

Slide 12 - Slide

  • Leg hierbij uit de opbouw van je brief punten geef voor communicatieve effectiviteit. 
  • Geef ook voorbeelden van hoe ze de structuurwoorden hier in kunnen zetten (ten eerste, ten tweede, daarnaast, bovendien etc).
Carta formal (vaste formules)
~Het werkwoord IR wordt (bijna) altijd gevolgd door ‘a’ (naar).
               *Vamos a la fiesta.
               *Voy al colegio. (a + el = al)
 
~Vervoersmiddelen gaan met ‘en’. Behalve ‘te voet gaan’.
               *Voy en tren Vamos en avión a Barcelona.
               *¿Vas en bicicleta? Voy al colegio a pie.

~Leeftijd gaat met ‘hebben’= TENER
                *Ik ben 17 jaar. Tengo 17 años.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Carta formal (vaste formules)
~Kloktijden en dagdelen
    *Om 3 uur heb ik aardrijkskunde: A las 3 tengo geografía.
    *Om 3 uur ‘s middags heb ik aardrijkskunde A las 3 de la tarde tengo geografía.
    *’s Middags heb ik aardrijkskunde. Por la tarde tengo geografía.

~Tijden
   *Ik ben beschikbaar van ..... tot..... : Estoy disponible desde el 13 de julio hasta el 13 de septiembre.
   *Ik ben beschikbaar van ..... tot..... : Estoy disponible del 13 de julio al 13 de septiembre.

~Poder = kunnen (komt het je uit)
   *¿Puede usted esta tarde a las cuatro? / *Podría darme información sobre……

~Saber = weten of kunnen (een vaardigheid)
   *¿Sabes hablar inglés? ¿Sabes nadar?/Sé hablar español con fluidez. (Yo sé)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg ik...?
1. Ik wil een klacht indienen over …
Quiero presentar una reclamación / una queja sobre…

2. Ik wil graag solliciteren naar de functie van …  
Querría solicitar al puesto de ....

3. Ik beschik over een goede kennis van het Engels en het Spaans. 
Dispongo de un buen conocimiento del inglés y el español.

4. Ik wil mijn Spaans verbeteren.    
Quiero mejorar mi español.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg ik...?
5. Ik ben niet tevreden over…     
No estoy satisfecho/-a sobre…
 
6. Wat zijn de kosten van de cursus en waar verblijf ik tijdens deze 2 weken? 
¿Cuánto cuesta el curso y dónde seré alojado durante estas dos semanas? 

7.  Ik kan goed met jonge mensen opschieten.  
Me llevo bien con gente joven. 

8. Heeft men veel ervaring nodig voor deze functie? 
¿Se necesita mucha experiencia para este empleo?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg ik...?
9. De kamer voldeed niet aan mijn verwachtingen. 
La habitación no cumplió con mis expectativas.

10. Ik ben bereid om u nadere informatie te geven 
Estoy dispuesto/-a a darle(s) más información.

11. VWO = enseñanza secundaria preuniversitaria

12. In El País van 12 februari heb ik een advertentie gelezen waarin...
En El País del 12 de febrero he leído un anuncio en el cual...

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Hoe zeg ik...?
13. Uiteraard ben ik bereid om nadere informatie te verschaffen.
Obviamente estoy a su disposición de otorgarle(s) información adicional.

14. Ik voeg mijn Curriculum Vitae bij deze brief. 
Le(s) añado a esta carta mi curriculum vitae. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

examen
Mañana
un
tengo

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

hermano
matemáticas
estudia
Mi

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Yo
mucho
trabajo
tengo

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Zet in de juiste volgorde:
1. ordenador / no / tengo / en casa
2. español / estudio /en el colegio/ el lunes / yo
3. comemos / hoy / nosotros / a las dos y media / en la escuela
4. viajan / Elena y Ricardo / a Italia/ el mes de agosto
5. estudia / en Madrid / mi amigo / inglés / en la universidad
6. ¿vosotros / clases / el miércoles / tenéis / por la tarde/ de matemáticas?
1. No tengo ordenador en casa.
2. (el lunes) Yo estudio español en el colegio el lunes.
3.Hoy nosotros comemos (en la escuela) a las dos y media en la escuela.
4. Elena y Ricardo viajan (el mes de agosto) a Italia el mes de agosto.
5. Mi anigo estudia inglés (en Madrid) en la universidad en Madrid.
6. ¿Vosotros tenéis clases de matemáticas el miércoles por la tarde?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vamos a escribir
Jullie gaan een Spaanse instagram post maken!

1. 
➢ Begin met een begroeting.
➢ Stel jezelf voor (naam en achternaam)
➢ Zeg waar je vandaan komt (land/nationaliteit).
➢ Vertel waar je woont.
➢ Vertel hoe oud je bent.
➢ Vertel wat je telefoonnummer is (getallen voluit).
➢ Zeg ook wanneer je verjaardag is.
➢ Neem afscheid.  


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

¡Hola Juan! / ¡Hola Ana!
Querido Juan/ Querida Ana:
Me llamo.......... Mi apellido es.....
Soy de Holanda / Soy holandés / Soy holandesa.
Vivo en .............
Tengo ..................... años.
Mi número de teléfono es el............
Mi cumpleaños es el .....................(getal) de .........................(maand)
¡Adiós!/ Saludos = Doei! Groetjes.........

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

¿Preguntas?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions