1.5 Lijnsymmetrie en draaisymmetrie

Welkom!
Leg je boeken en schriften open op de tafel
Pak je etui erbij.


1 / 37
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je boeken en schriften open op de tafel
Pak je etui erbij.


Slide 1 - Slide

Ready?
  • Is iedereen aanwezig?

  • Hebben jullie alles mee?

Slide 2 - Slide

Planning
R: Ik weet wat lijn- en draaisymmetrie is





T1: Ik kan symmetrieassen tekenen en ik kan de kleinste
draaihoek bepalen
T2: Ik kan halve lijnsymmetrische figuren zo afmaken dat
ze symmetrisch zijn
I: Ik kan beredeneren hoeveel symmetrieassen een
figuur heeft

Slide 3 - Slide

Planning
Herhaling 1.4
Uitleg 1.5
Aan de slag (?)
Afsluiting

Slide 4 - Slide

1.4 driehoeken
Wat is een driehoek en wat weet je er over?


Slide 5 - Slide

1.4 driehoeken
Vlak figuur met Drie hoekpunten

A, B en C zijn de hoekpunten
AB, BC en AC zijn de zijden

Driehoek ABC ΔABC 
180 graden

Slide 6 - Slide

Soorten driehoeken

Slide 7 - Slide

Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: 

Slide 8 - Slide

Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Rechthoekige driehoek: 

Slide 9 - Slide

Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Rechthoekige driehoek: één rechte hoek, 90º)
Stomphoekige driehoek:

Slide 10 - Slide

Soorten driehoeken
Scherphoekige driehoek: drie scherpe hoeken (kleiner dan 90º)
Rechthoekige driehoek: één rechte hoek, 90º)
Stomphoekige driehoek: één stompe hoek (groter dan 90º)

Slide 11 - Slide

Gelijkbenige driehoek
Wat zijn de eigenschappen?

Slide 12 - Slide

Gelijkbenige driehoek
Twee evenlange zijden -> benen
De andere zijde heet de basis
De aanliggende  hoeken van de basis zijn even groot

Dezelfde hoeken geef je aan met
bijvoorbeeld een stip

Slide 13 - Slide

Gelijkzijdige driehoek
Wat zijn de eigenschappen?

Slide 14 - Slide

Gelijkzijdige driehoek
Drie evenlange zijden

Alle hoeken zijn 60º

Slide 15 - Slide

Driehoeken tekenen
1. Maak een schets en schrijf alles hierin
2. Teken, start met een lijn en dan een hoek.
3. Schrijf alle gegevens erbij (lengte, graden, gelijk)

Voorbeeld:
                Teken ΔABC met AB = 6cm, ∠A = 60º en ∠B =45º 
Voorbeeld:
                Teken ΔABC met AB = 5cm, BC = 4 en ∠B =70º 

Slide 16 - Slide

1.5 lijnsymmetrie
  • Lijnsymmetrisch: de twee helften passen
    (bij dubbelvouwen) precies  elkaar.
  • Spiegelbeeld
  • Symmetrieas
  • Meerdere symmetrieassen? 

Slide 17 - Slide

1.5 lijnsymmetrie
  • Lijnsymmetrisch: de twee helften passen
    (bij dubbelvouwen) precies  elkaar.
  • Spiegelbeeld
  • Symmetrieas
  • Meerdere symmetrieassen? 

Slide 18 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. 

Slide 19 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. Staat het figuur op een rooster? Tel de hokjes;
1. 

Slide 20 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. Staat het figuur op een rooster? Tel de hokjes;
1. Teken de loodlijn vanuit elk hoekpunt tot de symmetrieas;
2. 

Slide 21 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. Staat het figuur op een rooster? Tel de hokjes;
1. Teken de loodlijn vanuit elk hoekpunt tot de symmetrieas;
2. Meet de afstand van elk hoekpunt tot de symmetrieas; 
3. 

Slide 22 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. Staat het figuur op een rooster? Tel de hokjes;
1. Teken de loodlijn vanuit elk hoekpunt tot de symmetrieas;
2. Meet de afstand van elk hoekpunt tot de symmetrieas; 
3. Teken het spiegelbeeld van elk hoekpunt; 
4. 

Slide 23 - Slide

Lijnsymmetrisch figuur afmaken
0. Staat het figuur op een rooster? Tel de hokjes;
1. Teken de loodlijn vanuit elk hoekpunt tot de symmetrieas;
2. Meet de afstand van elk hoekpunt tot de symmetrieas; 
3. Teken het spiegelbeeld van elk hoekpunt; 
4. Maak de figuur af.

Voorbeeld.

Slide 24 - Slide

Draaisymmetrie
Na een stukje draaien, niet volledig (360º) past het figuur precies op zichzelf.


Slide 25 - Slide

Draaisymmetrie
Na een stukje draaien, niet volledig (360º) past het figuur precies op zichzelf.


Slide 26 - Slide

Draaisymmetrie
Na een stukje draaien, niet volledig (360º) past het figuur precies op zichzelf.

Het Draaipunt


Slide 27 - Slide

Draaisymmetrie
Na een stukje draaien, niet volledig (360º) past het figuur precies op zichzelf.

Het Draaipunt


Slide 28 - Slide

De kleinste draaihoek
De hoek waarover je het figuur moet draaien om weer precies op zichzelf te passen


Slide 29 - Slide

De kleinste draaihoek
De hoek waarover je het figuur moet draaien om weer precies op zichzelf te passen
0. Controleer of het figuur draaisymmetrisch is
1.

Slide 30 - Slide

De kleinste draaihoek
De hoek waarover je het figuur moet draaien om weer precies op zichzelf te passen
0. Controleer of het figuur draaisymmetrisch is
1. Draai het figuur helemaal rond en tel hoe vaak het figuur op zichzelf past
2.

Slide 31 - Slide

De kleinste draaihoek
De hoek waarover je het figuur moet draaien om weer precies op zichzelf te passen
0. Controleer of het figuur draaisymmetrisch is
1. Draai het figuur helemaal rond en tel hoe vaak het figuur op zichzelf past
2. 360º : stap 1 = 
Voorbeeld:

Slide 32 - Slide

De kleinste draaihoek
De hoek waarover je het figuur moet draaien om weer precies op zichzelf te passen
0. Controleer of het figuur draaisymmetrisch is
1. Draai het figuur helemaal rond en tel hoe vaak het figuur op zichzelf past
2. 360º : stap 1 = 
Voorbeeld: 360º : 5 = 72º

Slide 33 - Slide

Aan de slag

Maak 1.5: 90 t/m 92         Moeilijk? Maak ook 88 + 89

Maak 1.5: 94 + 95 + 97 + 98 + 99 + 102 + 103 + 104

Denk aan het kritisch nakijken






Je gaat rustig aan het werk!
Heb je een vraag: Lees je aantekeningen door, lees de uitleg in het boek en/of overleg op fluistertoon met je buurman / buurvrouw vóór je je vinger opsteekt. 


Let op! De opdrachten zijn je eigen verantwoordelijkheid.

Slide 34 - Slide

Leerdoelen behaalt?
R: Ik weet wat lijn- en draaisymmetrie is






T1: Ik kan symmetrieassen tekenen en ik kan de kleinste
draaihoek bepalen
T2: Ik kan halve lijnsymmetrische figuren zo afmaken dat
ze symmetrisch zijn
I: Ik kan beredeneren hoeveel symmetrieassen een
figuur heeft





Slide 35 - Slide

Vragen?

Slide 36 - Slide

Hoe ging de les?


Wat ging goed?
Wat ging minder goed?
Hoe gaan we dit verbeteren?

Slide 37 - Slide