Bevruchting en embryonale ontwikkeling

Bevruchting en embryonale ontwikkeling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bevruchting en embryonale ontwikkeling

Slide 1 - Slide

Door hoeveel zaadcellen kunnen eicellen maximaal bevrucht worden?
A
1
B
2
C
23
D
46

Slide 2 - Quiz

Zodra een enkele zaadcel door het celmembraan van de eicel gaat, vormt de eicel een ondoordringbare laag waardoor er niet meer zaadcellen in kunnen

Slide 3 - Slide

Waarom niet meer dan 1 zaadcel?

Dan heb je te veel chromosomen! 

1 chromosoom te veel is soms levensvatbaar (Down syndroom) maar als er een extra zaadcel in de eicel komt heb je er 23 te veel, dit is niet levensvatbaar.

Slide 4 - Slide

Hoeveel chromosomen heeft een eicel? En een zaadcel?
A
Allebei 23
B
Allebei 46
C
Een eicel 46, een zaadcel geen
D
Een eicel geen, een zaadcel 46

Slide 5 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een bevruchte eicel?
A
23
B
46
C
1
D
Geen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Bevruchting
  • Een eicel blijft na de ovulatie maar 12 tot 24 uur in leven
  • Een zaadcel kan in het lichaam van de vrouw 3 dagen in leven blijven

Slide 8 - Slide

Zoek de verschillen!

Slide 9 - Slide

Waardoor blijft het baarmoederslijmvlies dik na bevruchting?
A
De bevruchte eicel houdt het slijmvlies dik
B
Doordat de placenta aangemaakt wordt
C
Het gele lichaam maakt progesteron aan
D
Doordat de embryo hormonen maakt

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Waar is de placenta mee verbonden?
A
Bloed van de baby
B
Bloed van de moeder
C
Navelstreng
D
Longen van de baby

Slide 13 - Quiz

Placenta
  • Ontwikkelt zich in de baarmoeder, op de plek waar het klompje cellen zich heeft ingenesteld.
  • Placenta maakt hormonen die de hypofyse remmen --> geen hormonen meer voor de rijping van follikels en geen eisprong
  • Dus bloed van baby en moeder mengen niet

 

Slide 14 - Slide

Een kind in de buik heet tot 3 maanden een ...(1)... en daarna heet het een ...(2)...
A
1. foetus 2. embryo
B
1. foetus 2. baby
C
1. embryo 2. baby
D
1. embryo 2. foetus

Slide 15 - Quiz

Baby in de buik
Tot 3 maanden: embryo
Na 3 maanden: foetus

Bloed van de moeder stroomt NIET door baby

Navelstreng, placenta, vruchtwater, vruchtvliezen en embryo zijn ontstaan uit de bevruchte eicel

Slide 16 - Slide

Hoe krijgt een baby in de buik zuurstof?
A
Door te ademen
B
Via de slagaders in de navelstreng
C
Via de aders in de navelstreng
D
Een ongeboren baby heeft geen zuurstof nodig

Slide 17 - Quiz

Navelstreng
Navelstrengader: vervoert zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen van de placenta naar het embryo


Navelstrengslagaders: vervoeren zuurstofarm bloed en afvalstoffen van het embryo naar de placenta

Slide 18 - Slide

Wat is/zijn functie(s) van de vruchtvliezen en vruchtwater?
A
Bescherming tegen uitdroging
B
Bescherming tegen stoten
C
Gaat temperatuur-schommelingen tegen
D
Allemaal

Slide 19 - Quiz

Vruchtvliezen en -water

Zorgt voor bescherming tegen stoten, temperatuur-schommeling en uitdroging.
In het vruchtwater kan het embryo zich makkelijk bewegen!

Slide 20 - Slide

Welke stelling over eeneiige tweelingen is niet waar?
A
Komen uit twee eicellen en twee zaadcellen
B
Hebben dezelfde chromosomen
C
Zijn altijd hetzelfde geslacht
D
Zitten samen in de vruchtvliezen

Slide 21 - Quiz








Eeneiige tweeling: ontstaan uit één eicel, beide kinderen hebben precies dezelfde chromosomen dus zien er vaak bijna hetzelfde uit. 2 jongens óf 2 meisjes!
Twee-eiige tweeling: ontstaan uit twee eicellen, beide kinderen hebben andere chromosomen dus zien er niet hetzelfde uit. Kan een jongen en een meisje zijn.

Slide 22 - Slide

Prenataal onderzoek (basis)
Door prenataal onderzoek kunnen afwijkingen bij het ongeboren kind worden opgespoord.
  • Echoscopie: bij een ‘echo’ wordt met geluidsgolven een beeld gemaakt.
  • Vlokkentest: uit de placenta wordt wat weefsel weggehaald
  • Vruchtwaterpunctie: met een naald wordt vruchtwater opgezogen, hierin zitten cellen van het embryo
  • NIP-test: bij de moeder wordt bloed geprikt, hierin zit ook DNA van het embryo




Slide 23 - Slide

Bij prenataal onderzoek,
wordt er onderzoek gedaan .......
A
bij de pasgeboren baby
B
na de geboorte bij de baby en de moeder
C
voor de geboorte bij de moeder
D
voor de geboorte bij de baby

Slide 24 - Quiz

Waarom is prenataal onderzoek belangrijk?
A
Je krijgt te zien of hartje klopt en weet leeftijd
B
Je kan onderzoeken of er afwijkingen in het DNA zitten
C
Je kunt bij ernstige afwijking de zwangerschap afbreken
D
zowel A,B als C kloppen

Slide 25 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van prenataal onderzoek?
A
Vlokkentest
B
IVF
C
Vruchtwaterpunctie
D
Echo

Slide 26 - Quiz

Hoe heet deze methode van prenataal onderzoek
A
Echo
B
Vlokkentest
C
Vruchtwaterpunctie

Slide 27 - Quiz

Wat onderzoekt een arts bij een vlokkentest?
A
de chromosomen van de cellen van het embryo
B
de urine van een zwangere vrouw
C
het vruchtwater van een zwangere vrouw

Slide 28 - Quiz