engels

engels
gemaakt door alicia en isa
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

engels
gemaakt door alicia en isa

Slide 1 - Slide

wat betekend melk
A
juice
B
cereal
C
milk
D
cola

Slide 2 - Quiz

typ het antwoord in het engels
(blikje)

Slide 3 - Open question

wat betekend piece
A
gram
B
liter
C
plak/snee
D
stukje

Slide 4 - Quiz

wat betekend vork
A
glass
B
knife
C
fork
D
cup

Slide 5 - Quiz

wat betekent sap
A
juice
B
soup
C
box
D
chips

Slide 6 - Quiz

wat betekend zuur
A
salty
B
spicy
C
sweet
D
sour

Slide 7 - Quiz

zet de zin in het engels
(is het eten zout.)

Slide 8 - Open question

zet de zin in het nederlands
(do you like sour.)

Slide 9 - Open question

wat betekend druiven
A
grapes
B
fish
C
appel
D
cheese

Slide 10 - Quiz

wat betekend milk
A
sap
B
melk
C
vlees
D
soep

Slide 11 - Quiz

wat betekend rice
A
rijst
B
sap
C
soep
D
melk

Slide 12 - Quiz

zet de zin in het nederlands
(do you like cheese)

Slide 13 - Open question

zet het woord in het nederlands
(plate)
A
bord
B
glass
C
mes
D
fork

Slide 14 - Quiz

zet het woord in het engels
(bitter)
A
spicy
B
salty
C
sweet
D
bitter

Slide 15 - Quiz

zet de zin in het engels
(ik heb lekkere snoepjes bij me en ze zijn wel een beetje zuur)

Slide 16 - Open question

zet de zin in het nederlands
(my favourite food is pizza, because is tasty)

Slide 17 - Open question

zet het woord in het engels
(zak)
A
bag
B
box
C
bottle
D
can

Slide 18 - Quiz

zet het woord in het engels
(sappig)
A
salty
B
spicy
C
juicy
D
bitter

Slide 19 - Quiz

zet het woord in het nederlands
(glass)
A
bottle
B
glas
C
fork
D
spoon

Slide 20 - Quiz