Gebruik je om te zeggen...
... dat iets in het verleden regelmatig gebeurde, maar nu niet meer.
... dat iets in het verleden zo was, maar nu niet meer zo is.
Hoe maak je deze vorm?
Used to + werkwoord
I used to be small.
You used to go there every week.
he/she/it used to have braces.
We used to play football.
They used to have long hair