In het begin van de middeleeuwen leefden de meeste mensen als boer in een landbouwsamenleving. Mensen op het platteland waren
zelfvoorzienend.
In de middeleeuwen bestond West-Europa uit veel verschillende Germaanse gebieden met elk een eigen koning. Een bekende koning uit de vroege middeleeuwen was Karel de Grote. Hij werd in 768 koning van het Frankische Rijk.
Zijn koninkrijk was groot, maar vanwege de slechte infrastructuur kon het moeilijk bestuurd worden. Daarom liet hij heren van adel namens hem regeren over een deel van zijn rijk.