oefening thema 2 en 3

Oefenvragen thema 2 en 3
2.4
2.3

2.5
3.5 
3.6
3.7(alleen mutatie)
En er zitten wat extra vragen in over 3.1 t/m 3.4 om paragraaf 3.5 en 3.6 goed te kunnen maken
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Oefenvragen thema 2 en 3
2.4
2.3

2.5
3.5 
3.6
3.7(alleen mutatie)
En er zitten wat extra vragen in over 3.1 t/m 3.4 om paragraaf 3.5 en 3.6 goed te kunnen maken

Slide 1 - Slide

De geslachtskenmerken, hormonen en menstruatiecyclus
De volgende 4 vragen gaan over thema 2.4
'De geslachtskenmerken, hormonen en menstruatiecyclus'

Slide 2 - Slide

Wat zijn de functies van het mannelijke en het vrouwelijke geslachtshormoon?

Slide 3 - Open question

Wat is een menstruatiecyclus?

Slide 4 - Open question

Hoe noemen we de menstruatie ook wel?
A
Ovulatie
B
Ongesteld zijn
C
Follikel
D
Clitoris

Slide 5 - Quiz

Hoe worden de vrouwlijke geslachtshormonen ook wel genoemd?
A
Oestrogenen
B
Testosteron

Slide 6 - Quiz

Reductiedeling
De volgende 4 vragen gaan over thema 2.3
'Reductiedeling'


Slide 7 - Slide

Hoeveel chromosomen bevat een cel van de mens na de reductiedeling?
A
64 chromosomen
B
32 chromosomen
C
23 chromosomen
D
46 chromosomen

Slide 8 - Quiz

Hoeveel chromosomen bevat een ‘normale’ lichaamscel van een mens?
A
46 chromosomen
B
44 chromosomen
C
33 chromosomen
D
23 chromosomen

Slide 9 - Quiz

Wat is het verschil tussen mitose en meiose?

Slide 10 - Open question

Wat gebeurd er met de chromosomen in een lichaamscel van een mens wanneer deze word gedeeld door meiose?

Slide 11 - Open question

Bevruchting en embryonale ontwikkeling
De volgende 4 vragen gaan over thema 2.5
'Bevruchting en embryonale ontwikkeling'

Slide 12 - Slide

Wat gebeurt er bij de bevruchting van de menselijke geslachtscellen ?

Slide 13 - Open question

Hoe lang overleeft een zaadcel van de man in het lichaam van de vrouw?
A
Ongeveer 3 dagen
B
Ongeveer 24 tot 12 uur
C
Ongeveer 2 dagen
D
Ongeveer 1 dagen

Slide 14 - Quiz

Van wiens weefsel is de placenta gemaakt?

Slide 15 - Open question

Wat gebeurd er tijdens de eerste ontwikkeling van een eeneiige tweeling?

Slide 16 - Open question

Thema 3

Slide 17 - Slide

Mutaties
De volgende 4 vragen gaan over thema 3.7
'Mutaties'

Slide 18 - Slide

Wat is een mutatie?

Slide 19 - Open question

3.5 en 3.6 met herhalende vragen over 3.1 t/m 3.4

Slide 20 - Slide


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 21 - Quiz

Een korte beschrijving van genotype is
A
de erfelijke aanleg
B
zichtbare eigenschap
C
chromosomenportret
D
een genenpaar

Slide 22 - Quiz

Een korte beschrijving van fenotype is
A
de erfelijke aanleg
B
zichtbare eigenschap
C
chromosomenportret
D
een genenpaar

Slide 23 - Quiz

Welke geslachtschromosomen heeft een man?
A
YY
B
XY
C
XX

Slide 24 - Quiz

Welke geslachtschromosomen heeft een vrouw?
A
YY
B
XY
C
XX

Slide 25 - Quiz

Welk chromosomen- portret zie je hier?

A
Man
B
Vrouw

Slide 26 - Quiz

2 gelijke genen voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C

Slide 27 - Quiz

2 verschillende genen voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C

Slide 28 - Quiz

2 Marloes heeft lange wimpers.
Is de eigenschap lange wimpers dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief

Slide 29 - Quiz

Hoe noem je deze combinatie: Bb?
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot recessief

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je deze combinatie: BB?
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot
D
Heterozygoot recessief

Slide 31 - Quiz

Het leeuwenbekje heeft een intermediair fenotype. Als een rood leeuwenbekje (ArAr) wordt gekruist met een wit leeuwenbekje (AwAw) komen er roze nakomelingen.
Hoe wordt het genotype van de nakomelingen geschreven?
A
ArwArw
B
ArAr
C
AwAw
D
ArAw

Slide 32 - Quiz

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant
over wit. Een homozygoot zwart mannetje
wordt gekruist met een wit vrouwtje.
Wat is het genotype van het mannetje?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 33 - Quiz

Een spiercel van een komodovaraan heeft 28 chromosomen.

Hoeveel chromosomen komen voor in een bevruchte eicel van een komodovaraan?

Slide 34 - Open question

Sleep het aantal chromosomen naar de juiste cellen (rode vakje)
46 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen
  23 chromosomen
23 chromosomen

Slide 35 - Drag question

Lees de tekst in de afbeelding. Je kunt de afbeelding vergroten door er op te drukken.

Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant, recessief, of is het niet uit de gegeven op te maken?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 36 - Quiz

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 37 - Quiz

Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke  voortplanting
Sleep de teksten in de blauwe vakken naar het juiste rode vak.
Teler wil meer van deze perfecte plant
Mensen willen nieuwe smaken tomaten
Eicel en zaadcel versmelten met elkaar
Nakomelingen hebben dezelfde eigenschappen als ouders
het genotype verandert
het genotype mag niet veranderen

Slide 38 - Drag question

Ongeslachtelijke voortplanting bij planten: sleep de namen naar de bijbehorende afbeelding. (nummer 2 hoef je niks mee te doen)
voortplanting dmv knollen
voortplanting dmv wortelstokken
voortplanting dmv stekken
voortplanting dmv bollen
voortplanting dmv uitlopers

Slide 39 - Drag question

In welke cellen kan een mutatie de grootste gevolgen hebben?
A
in geslachtscellen.
B
in lichaamscellen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide