DISK thema Vriendschap

Thema vriendschap
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema vriendschap

Slide 1 - Slide

de vriendschap
de band tussen mensen die elkaar vertrouwen en aardig vinden

De vriendschap tussen die twee bestaat al heel lang.

Slide 2 - Slide

Vriendschap

Slide 3 - Mind map

Dit thema gaat over vriendschap. Heb jij veel vrienden? Wanneer is iemand je vriend of vriendin? Wat doe je met vrienden? Hoe vaak zie je elkaar? Heb je ook op andere manieren contact? En blijft iemand altijd je vriend?

Slide 4 - Slide

Hoe vaak zie je elkaar?

Slide 5 - Open question

Wat doe je met vrienden?

Slide 6 - Open question

Het doel van de les.
Aan het eind van de les weet je waar het nieuwe thema over gaat en heb je de woorden die bij het thema horen vertaald in de eigen taal.

Slide 7 - Slide

Wanneer is iemand een goede vriend of vriendin? Als hij of zij......

Slide 8 - Open question

Heb jij een beste vriend of vriendin?
A
ja
B
nee
C
meer dan één
D
een beetje

Slide 9 - Quiz

We kijken het filmpje

Slide 10 - Slide

Het meisje heeft veel vrienden, hoe kun je dat zien?
A
Ze krijgt veel kaarten.
B
Er komen veel mensen op haar feest.

Slide 11 - Quiz

Waar is het meisje?
A
In haar eigen huis.
B
Op school.
C
Bij een vriendin.

Slide 12 - Quiz

Het meisje geeft een feest.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Om gelukkig te zijn heb je veel vrienden nodig
Wat is jouw mening?
A
Eens
B
Oneens
C
Geen mening
D
Ik begrijp de zin niet

Slide 14 - Quiz


Echte vrienden zijn eerlijk tegen elkaar en geven elkaar kritiek.

A
Eens
B
Oneens
C
Geen mening
D
Ik begrijp de vraag niet

Slide 15 - Quiz

Een Instagram-vriend is geen echte vriend
A
Eens
B
Oneens
C
Geen mening
D
Ik begrijp de zin niet

Slide 16 - Quiz

Woordenlijst thema 12

Slide 17 - Slide

De aanhef
Beste
Lieve
Hoi

Slide 18 - Slide

accepteren
ermee akkoord gaan / aannemen
Ik accepteer niet dat jij je telefoon gebruikt tijdens de les.
De dief accepteert zijn straf.
Dat mooie cadeau kan ik niet accepteren.

Slide 19 - Slide

Maak een zin met het woord
"accepteren".

Slide 20 - Open question

andersom
- omgedraaid
- omgekeerd

Je moet de fles andersom houden.

Probeer het eens andersom.

Slide 21 - Slide

Wat is een argument?
Als iemand zijn mening wil verdedigen, legt hij uit waarom hij iets vindt. 
Dit noem je een argument.

Ik ga naar de sportschool, omdat ik sterk wil worden.

Wat is het argument?

Slide 22 - Slide

bevriend
goede vrienden zijn met iemand

Sam en ik zijn al jaren bevriend.

Slide 23 - Slide

de bezigheid
Iets waar je mee bezig bent

Slide 24 - Slide

bloeden
bloed verliezen
Ik heb me met een mes gesneden, mijn vinger bloedt.

Slide 25 - Slide

de communicatie
Hoe mensen contact hebben.
De communicatie kan per telefoon of e-mail

                                            

Slide 26 - Slide

het gebrek
een tekort /  
wat er niet is of te weinig is 

In Afrika is een gebrek aan water en voedsel.
   

Slide 27 - Slide

- je maakt je gedachten duidelijk aan iemand

Wil je iets duidelijker communiceren?

Communiceren doe je met woorden en met je lichaamstaal.
COMMUNICEREN

Slide 28 - Slide

Vul de woordenlijst aan tot en met het woord 'massa'

Inleveren: dinsdag 19 maart
'

Slide 29 - Slide