rekenen domein 4

Domein 4
verbanden 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Domein 4
verbanden 

Slide 1 - Slide

Wat weten jullie allemaal
over verbanden

Slide 2 - Mind map

Tabellen en schema's 

Slide 3 - Slide

Wat is een tabel?
In een tabel staat informatie overzichtelijk weergegeven. Je kunt hierin informatie opzoeken

Slide 4 - Slide

Een voorbeeld
Als je wilt weten hoeveel personen er in 2004 in deventer wonen kijk je in de linker rij bij 2004 en vervolgens kijk je aan de rechter kant bij aantal personen om dit af te lezen

Slide 5 - Slide

Verhoudingstabbelen
In een verhoudingstabel wordt een verband tussen 2  getallen weergegeven. Als je het verband weet, kun je getallen uitrekenen die niet in de tabel staan. 

Slide 6 - Slide

Oefenopgave
veel bezoekers had de kerstmarkt in Maastricht gemiddeld per dag?
Rond het antwoord af op een duizendtal.

Slide 7 - Slide

Wat is het antwoord op de vorige vraag?
A
24.000
B
25.000
C
27.000
D
20.00

Slide 8 - Quiz

Oefenvraag
Op maandag zat op een kwart van de verkochte normale kaartjes een toeslag voor een vipplaats.
Wat was op maandag de opbrengst van de toeslag voor vipplaatsen?

Slide 9 - Slide

Wat is het antwoord op de oefenvraag

Slide 10 - Open question

Diagrammen en grafieken

Slide 11 - Slide

Wat zijn diagrammen?
In een diagram wordt informatie schematisch weergegeven in een diagram zie je het verband tussen verschillende getallen en hoeveelheden.

Slide 12 - Slide

Een aantal diagrammen

Slide 13 - Slide

Oefenvraag
Hoeveel euro is de gemiddelde prijs van een eengezinswoning in Nederland gedaald in het jaar dat de prijzen het sterkst daalden?

Slide 14 - Slide

Wat is het antwoord op de vorige vraag?
A
21.000
B
50.000
C
20.000
D
30.000

Slide 15 - Quiz

Formules

Slide 16 - Slide

Wat zijn formules?
Een formule beschrijft het verband tussen verschillende gegevens. in een formule welke gegevens je kunt invullen

Slide 17 - Slide

Een aantal voorbeelden
- Kosten= aantal gewerkte uren x €17.50+€30
- Afstand= 115km/u x tijd
- Nettoloon per maand= 0,7 x brutoloon per maand

Slide 18 - Slide

Een oefenvraag
Johan meet een temperatuur van 0 °C en een windsnelheid van 5 m/s.
Hij berekent de gevoelstemperatuur met de formule:
gevoelstemperatuur in °C = 1,971 − 2,94 × √(windsnelheid in m/s).
Wat is de gevoelstemperatuur?

Slide 19 - Slide

Wat is het antwoord op de vorige vraag rond af op een rond getal?
A
3
B
5
C
-5
D
-10

Slide 20 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 21 - Mind map