Verdiepingsopdracht Podiumkunsten

Verdiepingsopdracht podiumkunsten
Theater 

1 / 15
next
Slide 1: Slide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Verdiepingsopdracht podiumkunsten
Theater 

Slide 1 - Slide

Opdracht
Schrijf een monoloog vanuit een bestaand filmpersonage. Doe dit in tweetallen. Jullie leveren de monoloog geschreven in via magister. Draag het monoloog voor, film dit en lever het filmpje  ook in via magister. 
Inleverdatum: 21-6

Slide 2 - Slide

Inleiding
Het schrijven van dramaturgische monologen is niet eenvoudig. Een goede monoloog laat plot- en karakterontwikkeling zien en mag niet teveel  verraden, maar ook niet saai zijn. De beste monoloog drukt de gedachten van het personage uit en draagt bij aan de opbouw van spanning en emotie van het stuk. Gebruik een monoloog om meer over zijn of haar karakter te onthullen of om de spanning op te bouwen. Begin in elk geval met het structuren van de monoloog, het bedenken van de inhoud. Daarna ga je deze uitwerken door te schrijven en bij te schaven.

Slide 3 - Slide

Definitie MONOLOOG
Een monoloog is alleenspraak; een betoog van één persoon die aan het woord is (en blijft), vaak zonder dat er toehoorders zijn.

Slide 4 - Slide

Inhoud van een monoloog
Een begin, midden en eind is makkelijker gezegd dan gedaan. Want wat ga je het publiek vertellen? Wat houdt de aandacht vast en wat wordt je onderwerp? 

Vaak is er sprake van een conflict, een probleem waar het personage mee zit. In de monoloog probeert het personage daar een oplossing voor te bedenken. 



Slide 5 - Slide

De opbouw van een monoloog
Een monoloog heeft altijd een begin, midden en eind.

Dit kan bijvoorbeeld zijn:

  Intro personage:  Een meisje is verliefd op een jongen.(begin)
  Uitleg conflict:  Hoe gaat ze het hem vertellen? (midden)
    Oplossing: Ze vertelt het hem morgen in de pauze. (eind)

Slide 6 - Slide

Je hoofdpersoon
Maar wat voor personage en met wie heeft hij/ zij/ het een probleem mee?
Om je daarbij te helpen, kies je een personage uit de lijst filmpersonages die je ziet op de volgende slide (8).
 Dit is je hoofdpersoon, van waaruit je spreekt. 
Kies daarna nog een ander personage (niet uit dezelfde film!!), waarmee je hoofdpersonage een probleem/conflict heeft. 
Bedenk zelf een conflict tussen de twee. Verdiep je daarvoor in de personages en hun drijfveren.  (zie slide 9)




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Onderzoek naar je personage(s)
Denk na over het personage dat de monoloog uit gaat spreken
Wie is hij of zij?
 En waarom houdt dit personage een monoloog? Dus wat is het conflict? 
Wie is degene waar hij/zij een conflict mee heeft?
 Bedenk een probleem waar het personage mee zit.
Hoe voelt hij/zij zich en hoe komt dat?
Waar bevindt de persoon zich? Beschrijf de ruimte/decor/attributen/etc. 

Slide 9 - Slide

De vorm
Nu bepaal je de vorm. Hoe ga je de monoloog doen? Praat je in jezelf (een gedachte), praat je tegen een (onzichtbaar) persoon of tegen een publiek? Alle manieren zijn mogelijk zolang het maar past in je monoloog.

In de volgende 3 slides zie je voorbeelden van monologen. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

EISEN
  • De monoloog is ten minste 300 en maximaal 400 woorden.
  • Je hebt alle tips en eisen in deze lesson-up toegepast. 
  • Jullie zijn origineel en creatief geweest in het schrijven en uitvoeren van de monoloog. 
  • De monoloog lever je analoog (op papier) in via magister en via een filmpje waarin je het voordraagt. Dit lever je ook in via magister. 

Inleverdatum : Maandag 21-6 via Teams
Let op: te laat is 1 punt eraf, mits je het binnen een week na de inleverdatum inlevert, daarna is het een 1. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide