Het wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord.
Slide 4 - Slide
Voorbeelden van wederkerende werkwoorden:
zich schamen, zich ergeren, zich vergissen. Het zijn dus werkwoorden in combinatie met het woordje zich.
Slide 5 - Slide
Ik was me. (wederkerend)
Ik was. (niet wederkerend)
Slide 6 - Slide
Het wederkerende voornaamwoord is eigenlijk dat woordje 'zich'. Het wederkerende vnw. verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug.
Slide 7 - Slide
wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar en vormen van elkaar zoals: mekaar en elkander.
Slide 8 - Slide
voorbeelden
Wij schudden elkaar de hand.
We zien mekaar morgen nog.
We hebben elkander al gezien
Slide 9 - Slide
voornaamwoordelijk bijwoord
- bestaat uit 2 delen
1e deel: meestal gevormd door er, hier, waar, daar