Huiswerkles 2 Medisch rekenen I - mg, pr/pr en oplossingen

• Medisch rekenen
• MBO
• Studiejaar 4

Theorieles 2 behandeld? 

Je hebt zojuist Theorieles 2 behandeld in de les (of deze zelfstandig bestudeerd). 

Deze theorie is nodig voordat je van start gaat met deze huiswerkles! 

Huiswerkles 2

1. Milligrammen

2. Procenten/promille

3. Oplossingen

4. Verdunningen

5. Internationale eenheden

Uitleg nodig?

Typ een willekeurige toets (laat het invulveld dus niet leeg) en sla je antwoord op.

Daarna kun je klikken op de knop UITLEG.

Hierin staat de som volledig uitgeschreven. 

Op deze manier kun je jezelf ook direct controleren. 

Onderdeel milligrammen 

De volgende sommen gaan over het onderdeel milligrammen. 

1. Je moet 50 mg injecteren, je hebt ampullen van 10 mg/ml.
Hoeveel ml injecteer je?

2. Zet 9mg/3ml om naar aantal mg per milliliter.

3. De heer Haan heeft ten gevolge van een tumor erg veel pijn. De arts geeft jou opdracht om hem morfine te geven. Op de ampullen morfine staat: 7,5 mg/ml
Je moet de heer Haan 7,5 mg morfine geven.
Hoeveel ml moet je hem dan geven?

4. De oplossing bevat 30 mg/ml. Er moet 210 mg worden toegediend. Hoeveel ml moet worden geïnjecteerd?

5. Aanwezig is; morfine 25 mg/ml.
De patiënt moet 15 mg hebben, hoeveel ml geef je?

6. Aanwezig aramine ampullen 20 mg/ml.
De patiënt krijgt 7,5 mg toegediend,
hoeveel ml geef je dan?
Rond je antwoord af op één decimaal (één getal achter de komma)

7. Je moet 8 mg decadron injecteren, je hebt ampullen van 20 mg/ml
Hoeveel ml?

8. Aanwezig: morfine 25mg/ml.
De zorgvrager dient 5 mg te krijgen.
Hoeveel ml dien je de zorgvrager toe ?

9. Je hebt 500 mg opgelost in 5 ml. Je moet 200 mg injecteren. Hoeveel ml?

LET OP! Dit zijn TWEE SOMMEN:
10. Aanwezig ampullen van 10ml (1ml = 15 mg).
De patiënt krijgt 45 mg per dag toegediend.
A. hoeveel ml geef je per dag?
B. Hoeveel ampullen heb je nodig voor een maand (30dagen)?

Onderdeel procenten/promille

De volgende sommen gaan over het onderdeel procenten en promille 

11. Je hebt een ampul met een oplossing van 15%. Hoeveel mg/ml is dit?

12. Je hebt een ampul met een oplossing van 0,7‰
Hoeveel mg/ml is dit?

13. Aanwezig 2 % oplossing nodig 2 mg, hoeveel ml geef je?

14. Aanwezig 5 % oplossing nodig 6 mg, hoeveel ml geef je?
Rond je antwoord af op één decimaal.

15. Hoeveel mg werkzame stof zit er in 1 ml van een 8% oplossing

16. In voorraad een ampul met 5 ml morfine 7%.
Je moet 60 mg geven, hoeveel ml spuit je?
Rond je antwoord af op één decimaal

17. Een zorgvrager moet 3000 mg hebben. Op de ampul staat 15%. Hoeveel geef je?

18. je hebt een 3% oplossing je moet 90 mg injecteren. Hoeveel ml?

19. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 4mg Aramine moet krijgen uit
een ampul van 2ml met 2%?

20. Hoeveel ampullen zijn er nodig voor een maand (30dagen) als een zorgvrager per dag 10mg werkzame stof moet krijgen uit
een ampul van 2,5ml met 2,5%?
Zorg altijd voor voldoende voorraad.

Onderdeel oplossingen

De volgende sommen gaan over het onderdeel oplossingen 

21. We hebben een concentratie fysiologisch zout van 2%.
Hoeveel mg zout bevat 1 ml?

22. We hebben een concentratie fysiologisch zout van 6%.
Hoeveel mg zout bevat 1 ml?

23. Op jouw afdeling is de voorraad fysiologisch zout op. Je moet een zak maken van 250ml 0,8% Nacl. Hoeveel GRAM zout is er nodig voor deze zak?

24. Op jouw afdeling is de voorraad fysiologisch zout op. Je moet 5 ZAKKEN maken van 500ml 0,6% Nacl.
Hoeveel GRAM zout is er nodig voor alle zakken?

25. Op jouw afdeling is de voorraad fysiologisch zout op. Je moet 6 ZAKKEN maken van 500ml 0,4% Nacl.
Hoeveel GRAM zout is er nodig voor alle zakken?

26. Je moet 100 ml glucose-oplossing 2,5% maken. Hoeveel gram glucose heb je nodig?

27. Iemand heeft 1,5 liter suikeroplossing. Zij moet deze 5% maken. Hoeveel gram suiker heb je hiervoor nodig?

28. Je hebt 10 liter Halamid oplossing 0,1% Hoeveel gr Halamid zit hierin?

29. Je hebt 1 dl Lyortholoplossing 5%. Hoeveel gr Lyorthol zit hierin?

30. Op de afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 5 zakken van 500 ml 0,4% Nacl maken.
a Hoeveel gram zout heb je nodig per zak?
b Hoeveel gram zout heb je in totaal voor alle zakken nodig?

Einde

Dit is het einde van huiswerkles 1. 

Je hebt geoefend met: 

1. Milligrammen

2. Procenten/promille

3. Oplossingen

4. Verdunningen

5. Internationale eenheden