Het regelmatige werkwoord op -er

Het regelmatige werkwoord op -er
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont

Slide 4 - Quiz

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 5 - Quiz

Vertaal:
(danser) hij danst

Slide 6 - Open question

Vertaal:
(donner) jullie geven

Slide 7 - Open question

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 8 - Open question

Vertaal:
(chanter) Zij zingt

Slide 9 - Open question

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 10 - Open question

Vertaal:
(aimer) Ik houd van

Slide 11 - Open question

Vertaal:
(détester) wij hebben een hekel aan

Slide 12 - Open question

Kort samengevat:

Regelmatige werkwoorden op -er in de présent.

je parle
tu parles
il parle
nous parlons
vous parlez
ils parlent

Slide 13 - Slide

C'est la fin!

Slide 14 - Slide