30- seconds:
Omschrijf de begrippen die op je kaartje staan. Je maatje(s) moeten raden wat er op je kaartje staat.
Wat mag niet?
Het begrip of een deel van het begrip noemen.
Een vertaling van het begrip noemen.
Rijmt op en klinkt als gebruiken.
Naar letters in het alfabet verwijzen, dus: “begint met de 2e letter uit het alfabet” mag niet.
Iets aanwijzen.