Ontwerpen van activiteiten

Activiteitenplan

1 / 18
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werk - methodiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Activiteitenplan

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren?
Je leert hoe je een activiteitenplan moet gebruiken. 
Een belangrijk thema is het doel van de activiteit(en) 

Slide 2 - Slide

Wat kan een doel zijn
van een activiteit?

Slide 3 - Mind map

Indeling activiteiten


Activiteiten
Vaste
Vrije
Dagelijkse
Doelgerichte

Slide 4 - Slide

Wat voor een verschillende soorten activiteiten zijn er?

Slide 5 - Open question

Ontwerp
naam activiteit
thema
tijd
ontwikkelingsgebied 
ontwikkelingstaak
doelstelling

Slide 6 - Slide

Activiteitenplan
Format activiteitenplan:
  1. ontwerp
  2. voorbereiding
  3. uitvoering
  4. evaluatie

Slide 7 - Slide

SMART doelen
Op het activiteitenplan zie je het woord SMART staan.

Dit betekent dat je doelbeschrijving aan bepaalde eisen moet voldoen.

Dit is niet voor niets, want het vergroot de kans dat jij je doelen behaald! 

Slide 8 - Slide

Wat voor een soort
doelen zijn er?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Aandachtspunten voor een doel
  • Een doel is altijd een vloeiende zin
  • Alle stappen van SMART staan in deze zin
  • Gebruik woorden als: heeft, benoemt, kan etc.
  • Gebruik geen woorden als: weet, begrijpt etc. (dit is niet specifiek) 

Slide 12 - Slide

Wat is een juist geformuleerd doel?
A
De kinderen uit groep 1 kunnen binnen de lijntjes kleuren
B
Om 4 uur benoemen alle kinderen een woord met letter B
C
De kinderen uit groep 8 begrijpen de uitleg over WO II
D
Aan het eind van de activiteit weten de kinderen het woord 'bos'

Slide 13 - Quiz

Uitvoering
Een activiteit bestaat altijd uit:
  • inleiding
  • kern
  • afsluiting

Slide 14 - Slide

Stel je wilt uitleg geven over knippen en plakken. Wat noteer je bij de inleiding?

Slide 15 - Open question

Evaluatie
  • Zijn je doelen behaald?
  • Hoe was de sfeer?
  • Hoe was je stemgebruik?
  • Hoe was de voorbereiding etc.

Slide 16 - Slide

Zit er voldoende diepgang in het volgende voorbeeld?

'Ik heb vlinders geknutseld met de kinderen. De sfeer was gezellig'.

Slide 17 - Open question

Wat heb je geleerd?
Wat wil je nog leren?

Slide 18 - Open question