Modalverben

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Modalverben

In deze trainer oefen je Modalverben in de tegenwoordige tijd.

Bij elk onderdeel staat de bijbehorende pagina uit het boek.

Bij het maken van de oefeningen is het handig om de theorie uit het boek bij de hand te hebben.

Was sind Modalverben?

Modale hulpwerkwoorden (Modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen.

Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn:
zullen, kunnen, mogen, moeten, willen.

"Ik parkeer mijn auto hier." Maar 

Mag je hier parkeren? 

Kun je hier parkeren? 

Wil je hier parkeren?

Durf je hier te parkeren?

Modalverben

(Seite 124 und 125 im Buch)

Jullie leren alleen de ich-, du- en Sie-vorm van de Modalverben.

Bekijk het schema op pagina 125 in je boek.

Dit ken je van de regelmatige werkwoorden.

Je ziet dat de Modalverben bijna net zo vervoegd worden.

De ich- en er/es/sie/man-vorm krijgen geen uitgang.

Je gaat nu de juiste betekenissen leren in de volgende dia.

Darf ich auf die Toilette gehen?

Herr Linek, können Sie 

das erklären?

Magst du Pasta Pesto?

Weißt du wann wir Deutsch haben?

Willst du mit mir

zusammenarbeiten?

Du sollst jetzt aufhören!

Ich muss täglich üben (oefenen).

mogen (toestemming hebben)

kunnen

houden van/lusten

moeten (noodzaak)

moeten (wil van een ander/twijfel)

willen

weten

Fülle aus:
[mogen] ___ ich auf die Toilette gehen?

Fülle aus:
[moeten] Was ___ ich hier machen?

Fülle aus:
[moeten] Du ___ jetzt gehen, sonnst kommst du zu spät.

Fülle aus:
[kunnen] ___ Sie mir helfen?

Fülle aus:
[lusten] ___ du Spinat?

Fülle aus:
[wissen] ___ Sie wie spät es ist?

Sehe dir das Bild links an und beantworte die Frage.
Zum Beispiel (bijvoorbeeld):
Darf ich hier schwimmen?
Du typst: Nein, du darfst hier nicht schwimmen.

Sehe dir das Bild links an und beantworte die Frage.
Darf ich hier rauchen?

Sehe dir das Bild links an und beantworte die Frage.
Soll ich hier still sein?

Sehe dir das Bild links an und beantworte die Frage.
Kann ich das Wasser trinken?

Sehe dir das Bild links an und beantworte die Frage.
Magst du Sauerkraut?

Rollenspiel (Seite 124/125)

Schüler A	Schüler B
(Lust jij) Haferbrei?	Nein, (ik lust) Cornflakes lieber.
Was (wil je) heute machen?	(We kunnen) in die Stadt gehen?
(Mag ik) hier sitzen?	Ja, (je mag) hier sitzen.
(Kunt u) es aufschreiben?	Ja, (ik kan) es aufschreiben.
(Je moet) aufhören!	Tut mir leid.
(Ik zou willen) die Speisekarte.	Was (zou u willen) trinken?

mag ik

1. möge ich
2. darf ich

kan ik

1. kanne ich
2. kannst ich
3. kann ich

moet ik (twijfel)

1. soll ich
2. muss ich
3. solle ich
4. musse ich

weet u

1. wissen Sie
2. weiße Sie
3. weißen Sie

kun jij?

1. kanne du
2. kannst du
3. könnst du

dat lust ik niet

1. das möge ich nicht
2. das lüste ich nicht
3. das mag ich nicht