wk 22: les 1+2 (leesvaardigheid)

Dinsdag 31 mei - V1a
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Leesvaardigheid
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Aan de slag!









timer
10:00
1 / 55
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 31 mei - V1a
Tweede uur
  • 10 minuten lezen
  • Leesvaardigheid
  • Aan de slag!

Derde uur
  • 10 minuten lezen
  • Aan de slag!









timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je...
...geleerd wat kernzinnen zijn.
...geoefend met leesvaardigheid.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...verder met het oefenen met leesvaardigheid.

Slide 3 - Slide

Toetsweek leesvaardigheid Blok 1-5
  • titel
  • alinea's
  • tekstopbouw: inleiding - middenstuk - slot
  • (deel)onderwerp
  • tussenkopjes
  • 5 tekstdoelen + 5 tekstsoorten
  • bronvermelding herkennen
  • citeren
  • kernzinnen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

a. Noem de 4 manieren om een tekst in te leiden.
b. Op welke manier leidt de schrijver de tekst hier in?

Slide 6 - Open question

a. Hoe kun je een alinea herkennen?
b. Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 7 - Open question

a. Wat is een kernzin?
b. Wat is de kernzin van de eerste alinea?

Slide 8 - Open question

a. Wat zijn verwijswoorden?
b. Waar verwijst het woord 'Dat' naar? (r. 1)

Slide 9 - Open question

a. Welke 5 tekstdoelen ken je?
b. Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 10 - Open question

De rest van de les ga je twee teksten lezen met vragen daarbij.

De antwoorden kun je zelf nakijken.

Ga snel verder en open tekst 1 op de volgende slide! Lees de tekst grondig door.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
Kinderen online op safari
B
Dankzij het kanaal WildEarth kunnen kinderen online op safari.
C
Vragen stellen tijdens online safari
D
Online op safari

Slide 13 - Quiz

De alinea "Door de...je thuis" behoort tot
A
de inleiding van de tekst.
B
het middenstuk van de tekst.
C
de afsluiting van de tekst.

Slide 14 - Quiz

Op welke manier wordt de aandacht van de lezer getrokken in de inleiding?
A
De schrijfster vertelt een kort, grappig verhaaltje.
B
De schrijfster noemt de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
C
De schrijfster begint met het stellen van vragen.
D
De schrijfster geeft advies.

Slide 15 - Quiz

Hoe wordt deze tekst afgesloten?
A
Met een conclusie
B
Met een samenvatting
C
Met een advies
D
De tekst wordt niet afgesloten.

Slide 16 - Quiz

James Hendry zegt in de tekst (tweede alinea):
Je schrijft je via onze website in zodat we weten wie er allemaal “meerijden”.

Deze tekst bevat...
A
een mening
B
een feit

Slide 17 - Quiz

James Hendry zegt verderop in de tekst (derde alinea) over het stellen van vragen:
‘Dat vinden we alleen maar leuk’.

Deze tekst bevat...
A
een mening
B
een feit

Slide 18 - Quiz

In de derde alinea antwoordt Hendry: ‘Dat zijn ze helemaal niet’.

Waar verwijst 'ze' naar?
A
de negenjarige Amerikaanse jongen
B
de leeuwen, zebra's en een flinke kudde olifanten
C
de kijkers van kanaal WildEarth
D
de nijlpaarden

Slide 19 - Quiz

Lees tekst 2 nu grondig door.

Maak daarna de vragen op de volgende slides.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Op welke manier wordt de aandacht van de lezer getrokken in de inleiding?
A
De schrijver vertelt een kort verhaaltje.
B
De schrijver noemt de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
C
De schrijver begint met het stellen van vragen.
D
De schrijver geeft advies.

Slide 22 - Quiz

Hoe herken je de verschillende alinea's in deze tekst?
A
Tekst laten inspringen
B
Nieuwe regel gebruiken
C
Witregels gebruiken tussen de alinea's
D
Er zijn geen alinea's

Slide 23 - Quiz

Wat is de kernzin van de derde alinea?
A
De eerste zin
B
De tweede zin
C
De derde zin
D
De laatste zin

Slide 24 - Quiz

Hoe wordt de tekst afgesloten?
A
Met een samenvatting
B
Met een advies
C
Met een conclusie
D
Er is geen afsluiting

Slide 25 - Quiz

Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief

Slide 26 - Quiz

Slide 28 - Slide

Alinea 1: Door het lekkere weer gebruiken mensen nu veel meer water dan normaal. En dat is niet echt handig, want volgens drinkwater-bedrijven komt er daardoor een watertekort. De bedrijven maken zich zorgen, want er is nu al een tekort en de zomer moet nog beginnen.

Citeer de kernzin.

Slide 29 - Open question

Alinea 1: Door het lekkere weer gebruiken mensen nu veel meer water dan normaal. En dat is niet echt handig, want volgens drinkwater-bedrijven komt er daardoor een watertekort. De bedrijven maken zich zorgen, want er is nu al een tekort en de zomer moet nog beginnen.

Is de rest van de alinea voorbeeld of toelichting?
A
Voorbeeld
B
Toelichting

Slide 30 - Quiz

Alinea 2: De drinkwaterbedrijven roepen iedereen op om zo min mogelijk water te gebruiken. Zo is aan de inwoners van plaatsen in Drenthe, Overijssel en Gelderland gevraagd niet te sproeien en geen zwembaden te vullen.

Wat is de kernzin?
A
De drinkwaterbedrijven roepen iedereen op om zo min mogelijk water te gebruiken.
B
Zo is aan de inwoners van plaatsen in Drenthe, Overijssel en Gelderland gevraagd niet te sproeien en geen zwembaden te vullen.

Slide 31 - Quiz

Alinea 2: De drinkwaterbedrijven roepen iedereen op om zo min mogelijk water te gebruiken. Zo is aan de inwoners van plaatsen in Drenthe, Overijssel en Gelderland gevraagd niet te sproeien en geen zwembaden te vullen.

Is de rest van de alinea voorbeeld of toelichting?
A
Voorbeeld
B
Toelichting

Slide 32 - Quiz

"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."

Wat is de hoofdzaak?
A
Ook in Peru, in Zuid-Amerika.
B
Aan de grond is namelijk geen internet.
C
Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof.
D
Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk.

Slide 33 - Quiz

"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."

Wat is de kernzin?
A
Ook in Peru, in Zuid-Amerika.
B
Aan de grond is namelijk geen internet.
C
Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof.
D
Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk.

Slide 34 - Quiz

"Over de hele wereld werken kinderen thuis aan school. Ook in Peru, in Zuid-Amerika. Maar daar moeten de kinderen wel wat meer moeite doen voor hun lesstof. Iedere dag moeten kinderen uit een dorp een berg beklimmen voor hun huiswerk. Aan de grond is namelijk geen internet."

Is de rest van de alinea voorbeeld of toelichting?
A
Voorbeeld
B
Toelichting

Slide 35 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
___________________
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 36 - Quiz

Wat is de hoofdzaak?
Alle leerlingen van de brugklas hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
________________
A
Alle leerlingen van de brugklas hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 37 - Quiz

Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken

Slide 38 - Quiz

Hoofdzaken van een tekst vind je
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 39 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 40 - Quiz

Kernzinnen zijn niet belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quiz

Lees de tekst

Slide 42 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
supermodel Doutzen Kroes
B
optredens van bekende artiesten
C
actie van Dance4Life
D
inzameling van 350 duizend euro

Slide 43 - Quiz

Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
het slotevenement van Dance4Life
B
Ahoy in Rotterdam
C
beloning voor leerlingen voor hun inzet
D
satellietverbinding

Slide 44 - Quiz

Wat is het deelonderwerp van alinea 3?
A
Doutzen Kroes
B
opbrengst van het scholenproject
C
ambassadrice van Dance4Life
D
bekende artiesten treden op

Slide 45 - Quiz

Wat is de belangrijkste zin van alinea 2?
A
Het slotevenement van Dance4Life was afgelopen zaterdag in Ahoy, Rotterdam.
B
Als beloning voor hun inzet mochten tienduizend leerlingen naar dit evenement komen.
C
Hier dansten zij met jongeren uit 26 landen tegelijk tegen aids en hiv.
D
De jongeren werden per satelliet met elkaar verbonden.

Slide 46 - Quiz

Welke zin uit alinea 3 gaat niet over het deelonderwerp?
A
Supermodel Doutzen Kroes maakte de totale opbrengst van het scholenproject bekend.
B
Zij is de ambassadrice van Dance4Life in Nederland.
C
Tijdens Dance4Life traden bekende artiesten als Fedde le Grand, Don Diablo en The Partysquad belangeloos op.

Slide 47 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over voetbal?
A
De verzorging van een konijn
B
Het tenue
C
Kruidentuin
D
Koffiebonen

Slide 48 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 49 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 50 - Quiz

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 51 - Quiz

Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen

Slide 52 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 53 - Quiz

Waar in de alinea staat de belangrijkste zin?
A
In het midden
B
Meestal aan het begin, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Die kan overal staan

Slide 54 - Quiz

Einde van deze les

Slide 55 - Slide