Unit 1 Plurals

Ik weet hoe je een woord in het meervoud zet!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ik weet hoe je een woord in het meervoud zet!

Slide 1 - Slide

How are you?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Today
Uitleg (herhaling) meervoud

Samen oefenen

Aan de slag 

Slide 3 - Slide

Meestal komt er een S achter het woord.

Car             Cars
Dog             Dogs
House       Houses

Slide 4 - Slide

Wanneer ik een woord in het meervoud zet, dan
A
blijft het woord hetzelfde
B
komt er altijd een -s achter
C
komt er meestal een -s achter
D
komt er -en achter

Slide 5 - Quiz

Hoor ik aan het eind een S, schrijf ik er ES achter.
Bus          Buses
Dish         Dishes
Match        Matches
Box        Boxes

Slide 6 - Slide

Als ik achteraan een -s hoor, dan
A
verdubbel ik de -s
B
staat het al in het meervoud
C
schrijf ik er -en achter
D
schrijf ik er -es achter

Slide 7 - Quiz

Hoor ik aan het eind een OO , dan schrijf ik er ES achter.
Tomato  Tomatoes
Echo    Echoes
Potato  Potatoes



   

Slide 8 - Slide

Als ik achteraan een oo hoor, dan
A
schrijf ik er -en achter
B
schrijf ik er -es achter
C
komt er -os achter
D
schrijf ik er 's achter

Slide 9 - Quiz

Hoor ik aan het eind een F, dan maak ik er VES van.
Leaf      Leaves
Wolf     Wolves
Life     Lives
Knife     Knives

Slide 10 - Slide

Als ik achteraan een -F hoor, dan
A
verdubbel ik de f
B
schrijf ik er -es achter
C
verander ik het in -ves
D
schrijf ik er -en achter

Slide 11 - Quiz

Zie ik een Y, maar hoor ik een IE, dan maak ik er IES van.
Zie ik een Y, maar hoor ik een J, dan schrijf ik er een S achter.
City         Cities                      Boy   Boys
Baby          Babies                   Guy    Guys
Story      Stories                    Toy   Toys


Slide 12 - Slide

Zie ik een Y en hoor ik een IE, dan
A
maak ik er ies van
B
schrijf ik er 's achter
C
schrijf ik er een s achter
D
schrijf ik er -es achter

Slide 13 - Quiz

Zie ik een Y en hoor ik een J, dan
A
maak ik er ies van
B
schrijf ik er 's achter
C
schrijf ik er een s achter
D
schrijf ik er es achter

Slide 14 - Quiz

box
A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 15 - Quiz

fish
A
fishes
B
fishs
C
fishen
D
fishies

Slide 16 - Quiz

cookie
A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes

Slide 17 - Quiz

brush
A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 18 - Quiz

bus
A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 19 - Quiz

Ik weet nu hoe ik een woord in het meervoud moet zetten.
A
Ja, ik weet het.
B
Nee, ik ga het beter leren
C
Een beetje, maar ik ga het nog meer oefenen.
D
Ik vind 1 onderdeel moeilijk en dat ga ik nu leren.

Slide 20 - Quiz

Aankomende toetsen
Kijk en luister mee!

Slide 21 - Slide

What now?
Start 1.5 exercises 1-7

Klaar? Maak de rest of oefen voor de toetsen

Vrijdag SO dus neem je laptop, lader en oortjes mee!
Na het SO maak je 1.5 af -> HW voor woensdag

Slide 22 - Slide