This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
wens: wensen kaars: kaarsen
grens: grenzen laars: laarzen
fotograaf: fotografen filosoof: filosofen
staaf: staven sluis: sluizen
Bij woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)
fee = feeën
knie = knieën
bacterie = bacteriën
porie = poriën
+ 's voor de goede uitspraak:
+ s zonder apostrof