Darum Deutsch DT4A Sterke werkwoorden (a/ä) (e/i/ie) Wechsel

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
 -e- in de stam
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
 -e- in de stam

Slide 1 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 2 - Open question

Wat is een sterk werkwoord?
A
regnen
B
schlafen
C
reisen

Slide 3 - Quiz

Welk werkwoord is geen sterk werkwoord?
A
laufen
B
gehen
C
lachen
D
schlafen

Slide 4 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?

Een sterk werkwoord krijgt in de verleden tijd een andere stamklinker.

Duits en Nederlands lijken zo veel op elkaar dat als het werkwoord in het Nederlands sterk is dat het dan in het Duits ook vaak sterk is.

Slide 5 - Slide

Sterke werkwoorden ( i / ie )

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de lange klinker in een ie en de korte klinker in een i



Slide 6 - Slide

jij ziet (sehen)
A
du siehst
B
du sehst
C
du sihst

Slide 7 - Quiz

u leest (lesen)
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie lesen

Slide 8 - Quiz

zij geeft (geben)
A
sie giebt
B
sie gebt
C
sie gibt

Slide 9 - Quiz

jij helpt (helfen) ( a s a )

Slide 10 - Open question

jij eet (essen)( a s a )

Slide 11 - Open question

Bij welke personen vindt er een E/I-Wechsel plaats?
A
ich
B
ihr
C
du
D
er,sie,es

Slide 12 - Quiz

e/i Wechsel vindt plaats:
A
bij sterke èn zwakke werkwoorden
B
bij zwakke werkwoorden met een e of a in de stam
C
in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd
D
in de tegenwoordige tijd

Slide 13 - Quiz

e/i Wechsel
(geben) Warum ....... ihr mir das nicht?
A
gibt
B
giebt
C
gebt
D
gebet

Slide 14 - Quiz

e/i Wechsel
(essen) Was .... er am liebsten?
A
esst
B
isst
C
iesst
D
ist

Slide 15 - Quiz

e/i Wechsel
(lesen) Petra ...... ein spannendes Buch
A
lest
B
list
C
liest

Slide 16 - Quiz

schrijf een paar sterke werkwoorden op in het Duits met een e in de stam

Slide 17 - Mind map

Stappenplan e/i-Wechsel
1.Is het werkwoord zwak of sterk?    
 (Als het zwak is, krijg je GEEN e-i Wechsel!)
2.Staat er een vorm van du of er/es/sie voor?
(Alleen bij du of er/es/sie kun je e-i wechsel krijgen!)
3.Staat er een lange of een korte e in de stam?
        (bij lange e krijg je ie, bij korte e krijg je i)
4.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Slide 18 - Slide

Stappenplan e/i-Wechsel
5.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Slide 19 - Slide

Oefen zinnen ;
1. Was ...... (essen) du am liebsten?
2. Am liebsten ..... (essen) ich Pizza.
3. Wir ...... (helfen) ihm immer!
4. Rosi ..... (geben) Anja eine CD!
5. Ich ...... (sprechen) gerne über Politik.

Slide 20 - Slide

Antwoorden:
1: isst
2: esse
3: helfen
4: gibt
5: spricht
Dankje wel voor het lezen en eventueel oefenen!
bron: scholieren.com

Slide 21 - Slide

lange e wordt ie:
als de e in de stam lang uitgesproken wordt (zoals in lesen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een ie:
voorbeeld: lesen [= lezen]     


Slide 22 - Slide

lange e wordt ie:
lesen
sehen
stehlen

Slide 23 - Slide

korte e wordt korte i:
als de e in de stam kort uitgesproken wordt (zoals in sprechen) dan verandert deze bij du/er/sie/es in een i:
voorbeeld: sprechen [= spreken]    

Slide 24 - Slide

korte e wordt korte i:
sprechen      
werfen            
helfen
essen
vergessen
treffen
gelten
  

Slide 25 - Slide

het loopt (laufen)( a s a )

Slide 26 - Open question