Uitleg passé composé Frans H1, CHP 5, source D

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le passé composé: doel

Vandaag gaan we de Franse passé composé van de regelmatige werkwoorden op -er bekijken. Aan het einde van deze uitleg kun je:

1. deze passé composé herkennen en vertalen.

2. deze passé composé in het Frans maken.

Le passé composé: wat en hoe?

Bekijk het volgende filmpje om te begrijpen wat de passé composé inhoudt en hoe deze in het Frans gevormd wordt:

Welk hulpwerkwoord gebruik je bijna altijd bij de passé composé?

1. faire
2. être
3. avoir
4. aller

Uit hoeveel werkwoorden bestaat de passé composé?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4.5

Kies le passé composé

1. J'ai marché
2. Ils marchent
3. Tu vas marcher

ils (regarder) in de passé composé:

1. a regardé
2. ont regardé
3. ent regardé
4. regardent

Ils (envoyer, passé composé)

1. ont envoyé
2. sont envoyé
3. envoient
4. envoyait

tu - parler

passé composé

1. tu as parlé
2. tu est parlé
3. tu parles
4. tu as parle

vous - manger

passé composé

1. vous mangez
2. vous avez mangé
3. vous êtes mangé
4. vous mangons

Je/j' (écouter) in de passé composé:

1. ai écouté
2. a écouté
3. suis écouté
4. e écouté

Ik snap de passé composé!

1. ja
2. nee
3. weet ik niet

Welke vragen heb je nu nog?

Et maintenant...

Ga nu verder met source D (bron D) van chapitre 5 'Entre amis'. Log in via Magister.

NB: Er staat in Magister een kleine spreekopdracht klaar die je uiterlijk donderdag 26 maart via Magister ingeleverd moet hebben.