Poser des questions, 3 façons
Tu parles français = Jij spreekt Frans
1: Tu parles français? (informeel)
(je plaatst een ? achter de zin en je gaat met je stem omhoog)
2: Est-ce que tu parles français? (standaard)
( je plaatst est-ce que voor de zin of est-ce qu' bij klinker of h)
3: Parles-tu français? (formeel)
( je draait het werkwoord en het ondewerp om > inversie)