VU H2: Opdr 2.6 t/m 2.9

Verdienen & Uitgeven
Op tafel:
Lesbrief p. 20
Iets om mee te schrijven
Laptop
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verdienen & Uitgeven
Op tafel:
Lesbrief p. 20
Iets om mee te schrijven
Laptop

Slide 1 - Slide

Terugblik
Vorige les: 2.1 t/m 2.5

  • Wat laat een economisch kringloopschema zien?
  • We kunnen beschrijven wat er aan geldstromen loopt tussen gezinnen, banken en bedrijven



Slide 2 - Slide

Weet je nog?
Y = nationaal inkomen gezinnen
C = consumptie gezinnen
S = besparingen gezinnen
I = investeringen

Slide 3 - Drag question

We gaan hem weer uitbreiden
Overheid
Inkomsten: Belastingen (betaald door gezinnen)
Uitgaven: Personele overheidsconsumptie, materiële overheidsconsumptie, overheidsinvesteringen
(Overheidsinkomsten en uitgaven zijn niet altijd gelijk --> rechtgetrokken met banken)

Buitenland:
Als wij goederen exporteren, levert dat een geldstroom op van het buitenland naar bedrijven
Als wij goederen importeren, levert dat een geldstroom op weg van bedrijven, naar het BL
De waarde van import is NIET altijd gelijk aan de waarde van export
(--> rechtgetrokken door banken)


Slide 4 - Slide

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
Goed / dienst
Geldstroom
Goed / dienst
Geldstroom
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 5 - Drag question

C = consumptie
S = besparingen
B = belastingen
M = Import
E = Export
Ybedr
Yo = Cop
= inkomen verdiend bij de overheid
Com + Io
I = investeringen

Slide 6 - Drag question

 oefenen
Maken: 2.6

HINTS:
a) Y = Ybedr + Yo
d) Wie zorgen er (buiten de banken) voor geldstromen naar bedrijven toe?
f) Inkomsten voor de overheid = B, Uitgaven = Cop + Com + Io

Slide 7 - Slide


Economische kringloop

Y = nationaal inkomen
C = Consumptie
B = Belasting
S = Besparingen
O = Overheidsbestedingen
I = Investeringen
E = Export
M = Import 
par. 2.3: Overheid en buitenland erbij

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vorige les kwamen we tot:
Bestedingen = Consumptie + Investeringen
(Y = C + I)

Nu zijn de overheid en het buitenland toegevoegd. De bestedingen die in het BINNENLAND worden gedaan stijgen nu met
A
O - E + M
B
O + E - M

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Macro economische vergelijkingen !!
  • Y = C + B + S (uitgaven gezinnen)
  • Y = C + I + O + E - M (bestedingen)
  • (S - I) + (B - O) = (E - M) 
    Nationaal spaarsaldo = saldo buitenland

O = totale overheidsbestedingen
    = Cop + Com + Io
    = personele overheidsconsumptie +           materiële overheidsconsumptie +   overheidsinvesteringen


Slide 12 - Slide

Het nationaal spaarsaldo bestaat uit het
particulier spaarsaldo (S - I) + het overheidssaldo (B - O).

Dit saldo is gelijk aan het saldo met het buitenland (E - M).
Dus: (S - I) + (B - O) = (E - M)

Wanneer het nationaal spaarsaldo positief is, is ...
A
de import groter dan de export
B
de export groter dan de import

Slide 13 - Quiz

 oefenen
Maken: 2.7 en 2.9

HINTS:
2.7a) bestedingen = C + I + O + E - M
           nationale bestedingen = C + I + O

Klaar? Nakijken!


Slide 14 - Slide

=
+
+
+
+
-
+
Y
C
I
O
E
M
Ik koop een 
nieuwe broek

Slide 15 - Drag question

Heeft de overheid een tekort of een overschot?
A
tekort
B
overschot

Slide 16 - Quiz

Hoeveel besparen de gezinnen?
A
0
B
10
C
35
D
6

Slide 17 - Quiz