Deze hebben meestal een onregelmatig voltooid deelwoord (deze moet je per werkwoord van buiten leren)- être -> été : J'ai été malade. = Ik ben ziek geweest. (wat valt hier op??)
- avoir -> eu : Il a eu un cadeau. = Hij heeft een cadeau gekregen.
- prendre -> pris : Nous avons pris le métro. = Wij hebben de metro genomen.
- faire -> fait : Tu as fait des photos? = Heb je foto's gemaakt?
- vouloir -> voulu : Elle a voulu avoir un chien. = Zij heeft een hond gewild.
- aller --> allé: Je suis allé à Paris = Ik ben naar Parijs gegaan. (hulpww être!)