Toetsoefening H3

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

§ 3.1

Welkom lieve leerlingen. Aan het einde van de week hebben jullie een proefwerk

Welke van de volgende beweringen zijn juist?

1. De Griekse samenleving bestond uit kleine stadstaten
2. De Grieken noemden zichzelf ook Grieken
3. De Grieken stichtten geen kolonies bij de Zwarte Zee
4. Door kolonisatie groeide de Griekse economie

Wat was de centrale plek in een Griekse stad (polis):

1. De Tempel
2. De Stoa
3. Het Plein (de Agora)
4. Het Regeringsgebouw

Nijverheid

Geen nijverheid

Brood bakken

Filosoferen

Les geven

Pottenbakken

Discussiëren

Schilderen

Metselen

Schepen bouwen

Athene bestond uit vier sociale groepen. Welke waren dat?

1. Vrije mannen, Militairen, Vrouwen, Slaven
2. Politici, Vrije mensen, Migranten, Slaven
3. Politici, Vrije mensen, Migranten, Vrouwen
4. Vrije mannen, Migranten, Vrouwen, Slaven

In Sparta waren er Spartanen, “overwonnenen” en “omwonenden”. Beschrijf wie ze waren en wat ze deden?

§ 3.2

Wat betekent het dat een Griekse stadsstaat onafhankelijk was?

1. Dat de staat zichzelf bestuurt en niet afhankelijk is van een andere staat
2. Dat de staat zich laat besturen door een koning
3. Dat de staat zich laat besturen door aristocraten
4. Dat de staat andere staten afhankelijk maakt

Democratie

Monarchie 

Aristocratie

Macht is bij één persoon

Macht is bij aanzienlijken

Macht is bij het volk

Geef van de volgende uitspraken aan of ze juist zijn

1. Een tiran verkreeg in Griekenland op een wettige manier de macht
2. Er waren in Griekenland goede en slechte tirannen
3. Alle Grieken vonden democratie de beste bestuursvorm
4. Met de komst van de Macedoniërs in Griekenland bleef de democratie

§ 3.3

Beschrijf een god uit de Griekse Godenwereld. Beschrijf hoe de god er uitziet en wat voor taak de God had.

De Grieken waren een culturele eenheid. Beschrijf wat dit betekent en hoe de Grieken de mensen buiten hun cultuur noemen.

Hippocrates

Herodutus

Pythagoras

Archimedes

Eratosthenes

Aristarchus

Geschiedkunde

Aardrijkskunde

Natuurkunde

Wiskunde

Sterrenkunde

Geneeskunde

Geef aan welke bewering juist is over de filosofen Plato en Aristoteles

1. Plato stelde dat je het best tot kennis komt door allereerst diep na te denken en Aristoteles stelde dat dit gebeurde door eerst goed te kijken.
2. Plato stelde dat je het best tot kennis komt door allereerst goed te kijken en Aristoteles stelde dat dit gebeurde door diep na te denken.
3. Zowel Plato als Aristoteles stelden dat je het beste tot kennis komt door allereerst diep na te denken.
4. Zowel Plato als Aristoteles stelden dat je het beste tot kennis komt door allereerst diep na te denken.

§ 3.4

Hoe wisten de Grieken een Perzische overheersing te voorkomen in de 5e eeuw v. Chr.?

Athene had als stadstaat aanvankelijk de grootste macht en door wie werd deze stadstaat verslagen?

1. Korinthe
2. Sparta
3. Byzantium
4. Knossos

Wat is hellenisme?

Voor de Grieken had sport niets te maken met hun godsdienst

1. Juist
2. Onjuist