Link A0 A2 11.2

Lesplan
1. Herhalen 11 .1
2. Link 11.2. 
3. Grammatica: en/maar/of/en/dus/want.
4. Grammatica:
scheidbare werkwoorden
4. Nieuw huiswerk. 

 


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 165 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Herhalen 11 .1
2. Link 11.2. 
3. Grammatica: en/maar/of/en/dus/want.
4. Grammatica:
scheidbare werkwoorden
4. Nieuw huiswerk. 

 


Slide 1 - Slide

Ga je mee naar.......?
Bedenk wat je in het weekend wilt doen? 


1. Wat wil je graag doen in je vrije tijd dit weekend?
2. Met wie wil je dat doen?
3. Hoe ga je het vragen?
4. Wanneer wil je het gaan doen?


Slide 2 - Slide

We gaan in het boek werken: 

11.2

Slide 3 - Slide

Na deze les...

1) .. kun je en/maar/want/dus/of  in de zinnen gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Ik wil een auto kopen. Ik heb geen geld.
Mijn vriend gaat met de bus. Ik ga met de trein.

Ik kan niet. Ik moet werken.
Ik ga naar school. Ik wil Nederlands leren.

Ik hou van koekjes. Ik houd van chips.
Ik heb een zoon. Ik heb een dochter.

Ik drink koffie. Ik wil liever thee. 
Ik heb een zoon. Ik heb een dochter. 

Het regent. We kunnen niet voetballen. 
Het is 18.00 uur. We gaan avondeten. 


Ik wil een auto kopen, maar ik heb geen geld.
Mijn vriend gaat met de bus, maar ik ga met de trein.
Ik kan niet, want ik moet werken.
Ik ga naar school, want ik wil Nederlands leren.

Ik houd van koekjes en ik houd van chips.
Ik heb een zoon en ik heb een dochter.

Drink jij koffie of wil je liever thee? 
Heb je een zoon of heb je een dochter? 

Het regent, dus kunnen we niet voetballen.
Het is 18.00 uur, dus we gaan avondeten. 



Slide 5 - Slide

Maak zinnen met deze werkwoorden

Slide 6 - Slide

1. Kom je zaterdag naar mijn feest?

2. Wil je me helpen met mijn huiswerk?
3. Mag ik je laptop gebruiken?
4. Kun je in de vakantie voor mijn poes zorgen?
5. Kun je vrijdag op mijn kind passen?
6. Kun je me in het weekend helpen met verhuizen?






Ja, natuurlijk. Ik ......., want...... . 

Nee, het spijt me. Dat kan niet, want..... .

Slide 7 - Slide

Een mening geven: 

Ik vind het goed/ niet goed. 
Ik denk dat het belangrijk is/ dat het niet belangrijk is. 
Ik ben het ermee eens. 
Ik ben het er niet mee eens. 


Slide 8 - Slide

Wat doe je het liefst in je vrije tijd

Slide 9 - Poll

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

Wat heb je vandaag geleerd? 

Slide 12 - Slide

Goed gedaan!

Slide 13 - Slide

Ik reis het liefst met de fiets. 

Ik reis liever met de auto dan met de brommer.
 
Ik reis het minst graag met de boot.

Slide 14 - Slide

Ik reis het liefst met ....
Ik reis liever met .... dan met ....
Ik reis het minst graag met ....

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link





1. We maken een praatje in de lift.
2. In deze buurt staan flats.
3. Het is een rustige buurt.
4. Er is een park is de buurt.
5. Daar is een moskee, een kerk en een apotheek.
 

Maak deze zinnen negatief. Gebruik "geen". 

1. We maken een praatje in de lift.
2. In deze buurt staan flats.
3. Het is een rustige buurt.
4. Er is een park is de buurt.
5. Daar is een moskee, een kerk en een apotheek.
 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Hoe was de les van vandaag?
A
makkelijk
B
moeilijk
C
leuk
D
saai

Slide 19 - Quiz

Klasafspraken:
1) Je bent elke les op school. Maak een afspraak buiten lestijd.
2) In de les komen we op tijd.
3) In de les zetten we onze telefoons op stil.
4) Ben je te laat of kun je niet naar de les komen? - Stuur dan een bericht aan de docent.
5) Informatie over huiswerk en lessen/vakantie vind je in de chatgroep. Check regelmatig de Whatsappgroep.
6) Wil je roken? Alleen op het parkeerterrein, helemaal achterin. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide