Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Welke overblijfselen zijn er vandaag de dag van de verspreiding van het christendom tijdens de vroege middeleeuwen?
Slide 4 - Mind map
Maak een foto van Opdracht 14d: Veel leenheren besloten hun grond uit te lenen aan bisschoppen. Bedenk waarom het verstandiger kon zijn om de grond uit te lenen aan een bisschop dan aan een ridder.
Slide 5 - Open question
Herhaling: Leg uit op welke manieren het Christendom zich kon verspreiden in het Romeinse Rijk
Slide 6 - Open question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Welk motief heeft Clovis om zich te bekeren tot het christendom?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Welke van de drie manieren om het christendom te verspreiden zie je in het filmpje?
Slide 13 - Open question
Herhaling: Welke 2 manieren zijn er om het Christendom te verspreiden?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Zet de juiste functie binnen de christelijke kerk bij het juiste poppetje. Plaats daarbij ook de juiste omschrijving.
Priester
Paus
Bisschop
Hoofd van het geloof
Hoofd van één kerk
Hoofd van een aantal kerken
Slide 18 - Drag question
Slide 19 - Slide
Waarom is het geloof van monniken zo belangrijk voor de verspreiding van het Christendom?
A
Monniken veroveren nieuwe gebieden die worden bekeerd tot het christendom
B
Monniken kopiëren de Bijbel
C
Monniken reizen af naar gebieden om het Christendom te verspreiden
D
Monniken eisten dat iedereen christen werd
Slide 20 - Quiz
Welk woord weg?
Clovis
Willibrord en Bonifatius
Monniken
Slide 21 - Poll
Slide 22 - Slide
Welk woord weg?
Réconquista
Islamisering
Slag bij Poitiers
Slide 23 - Poll
Slide 24 - Slide
Bekijk de kaart met godsdiensten in Europa vandaag de dag. Wat valt je op? Hoe kan je dit verklaren?
Slide 25 - Open question
Wat weet je nu? Zet de stellingen in het juiste vak bij 'waar' of 'niet waar'.
Waar
Niet waar
Een klooster was een verblijfplaats voor bisschoppen