MT3a, chapter 1, grammar 2: Tag questions

WELCOME 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELCOME 

Slide 1 - Slide

Last week:
- Lesson up over de present tenses
- extra uitleg present simple and present continuous
- opdrachten hiermee gemaakt. 

Slide 2 - Slide

This week's goals:
- I understand grammar 2: Tag questions
- I can use tag questions in a sentence

Slide 3 - Slide

Tag questions 
 Tag questions zijn de korte vragen die je regelmatig terugziet aan het einde van een Engelse zin. Je zou ze kunnen vertalen met "toch?" of "hè?".

Slide 4 - Slide


Question tags
Waarom gebruiken de Engelsen een Tag Question?
A
Daarmee stel je een vraag.
B
Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
C
Om bevestiging te vragen.

Slide 5 - Quiz

Question Tags repeat

Slide 6 - Slide

Tag question
Na een bevestigende zin ( + ),
komt een ontkennende ( - ) en andersom.
You're at school, aren't you?
He can't hear me, can he?
Hi there, it's Sharon, isn't it?

Slide 7 - Slide

Tag Question
je mag onderstaande woordjes herhalen in de tag question:

* vormen van "to be" (am, are, is, was, were). 
Let op: I am happy, aren't I?
* hulpwerkwoorden (can, could, should, would, will, may, might).
* have / has 


In alle andere gevallen: 
gebruik een vorm van "to do" in de question tag.

t.t: do/does
v.t: did 

He loves school, doesn't he?
My dad hated dogs, didn't he?

Slide 8 - Slide



Tag question is een aangeplakte vraag.

- als de hoofdzin - is, is de tag question + en andersom.
- je gebruikt het onderwerp en werkwoord.

Stappenplan:

1) wat is het 1e werkwoord in de vraag.
2) mag je dit werkwoord herhalen? (to be, to have, hww)
3) Ja, dan doe je dat.
4) nee? kies do/does of did.
5) wie doet er wat in de zin? Wat is het onderwerp?
6) herhaal dit in de tag question.

Slide 9 - Slide

Stappenplan:

1) wat is het 1e werkwoord in de vraag.
2) mag je dit werkwoord herhalen? (to be, to have, hww)
3) Ja, dan doe je dat.
4) nee? kies do/does of did.
5) wie doet er wat in de zin? Wat is het onderwerp?
6) herhaal dit in de tag question.

Nick broke a window last night, ________

1) broke
2) to be, to have, hww?
3) -
4) nee => do/does of did. 
5) Nick => he
6) hoe wordt nu de tag question?

Slide 10 - Slide

Nick broke a window, __________

Slide 11 - Open question

He isn't a strict teacher, ______________
A
is he?
B
isn't he?
C
he is?
D
doesn't he?

Slide 12 - Quiz

You have seen this film before, 
I am walking to school, 
My parents love to go on holiday, 
I told her that I loved her, 
don't they?
haven't you?
aren't I?
didn't I?

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Video


These women aren't independent, ...?

A
are they
B
aren't they
C
are she
D
aren't she

Slide 15 - Quiz


She won't be there, ____?
A
will she?
B
does she?
C
isn't she?
D
won't she?

Slide 16 - Quiz



You have never been in Paris,_____?
A
haven't you
B
do you?
C
didn't you?
D
have you?

Slide 17 - Quiz


There were a lot of people, ...?

A
there were?
B
weren't they?
C
were there?
D
weren't there?

Slide 18 - Quiz

This week's goals:
- I understand grammar 2: tag questions.
- I can use tag questions in a sentence. 

Slide 19 - Slide

- grammar 2: Tag questions
Do: exercise 28 a + b, 35a, 36, (37, 40, 46a)

Meer oefening met de tag question nodig?
+ Online oefenen (aan de linkerkant in de online methode). 
Grammar 2A en 2B


Slide 20 - Slide