H2 Geld genoeg, 2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (Pincode 7e editie)

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je?

1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?


  1. Theorie 1.2 Welke inkomsten en uitgaven heb je?
  2. Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2.1 
Lesdoelen:

Aan het eind van de les:

  • Kun je inkomens verdelen in drie soorten.
  • Kun je oorzaken noemen van inkomensverschillen.
  • Kun je verschillende soorten uitgaven beschrijven.
  • Kun je bedragen omrekenen van maand naar week en andersom.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Soorten inkomens
Er zijn verschillende inkomensvormen:
  • inkomen uit arbeid: 
           - loon (salaris), vakantiegeld
           - loon in natura
           - winst uit eigen zaak
  • inkomen uit bezit:
           - rente van een spaarrekening
           - huur (als je een woning verhuurt)
           - pacht (als je grond verhuurt)
  • overdrachtsinkomen (inkomen uit overdracht):
           - zakgeld en kleedgeld
           - zorgtoeslag en huurtoeslag
           - uitkering


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Inkomensverschillen

Oorzaken inkomensverschillen:
  • ervaring en leeftijd
  • opleiding
  • prestaties
  • verantwoordelijkheid
  • zwaarte van het beroep
  • vraag naar bepaald werk


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Nibud

Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) geeft advies over geldzaken.


              Bijvoorbeeld: Verdeel je uitgaven in drie soorten:
  • Dagelijkse uitgaven of huishoudelijke uitgaven: zoals in de supermarkt,                                                                                          voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan.
  • Vaste lasten: de uitgaven die je met vaste regelmaat moet betalen,                                                                                       zoals huur of abonnementen.
  • Incidentele uitgaven: uitgaven die je niet zo vaak doet, zoals voor                                                                                                           vakantie of huishoudelijke apparaten.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Rekenen: Van maand naar week en andersom
Voor het vergelijken van inkomsten en uitgaven reken je alle bedragen om naar een eenzelfde periode.
                  Daarbij reken je altijd eerst om naar een jaarbedrag!!


Maandbedrag: € 78
Bedrag per week: € 78 × 12 ÷ 52 = € 18


Weekbedrag: € 156
Bedrag per maand: € 156 × 52 ÷ 12 = € 676

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 11 op blz 42 t/m 45. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 8 - Slide

Sponsopdracht: 1b en c
Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 1.1 alle 
  • 1.2 bijbaantje
  • 1.3 lager
  • 1.4 31%, stap 1: 147-112=35 , stap 2: (100:112*35=31,3%) --> verhoudingstabel!
  • 2 overdrachtsinkomen
  • 3 uit arbeid: salaris, uit bezit: rente, uit overdracht: kinderbijslag
  • 4 Bijvoorbeeld: Een gratis kaartje voor een film of gratis drinken als je als bezoeker komt
  • 5 Bijvoorbeeld: De docent die twintig jaar les geeft heeft meer ervaring / is ouder dan de beginnende docent.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 6a 2,1,3
  • 6b Bijvoorbeeld: Een arts moet een lange opleiding volgen. / Een arts heeft veel verantwoordelijkheid.
  • 7 over geldzaken
  • 8 incidentele uitgaven
  • 9a 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 t/m 11: klassikaal nakijken
  • 9b Bijvoorbeeld: onderdelen voor mijn mountainbike --> incidentele uitgaven
  • 9c Bijvoorbeeld: Je kunt de huur, de hypotheek of de premie voor je verzekering niet zomaar verlagen. Je zit daar voor een langere periode aan vast.
  • 10a € 19,50 × 12 = € 234
  • 10b € 234 ÷ 52 = € 4,50
  • 10c € 169 × 12 ÷ 52 = € 39
  • 11a € 18 × 52 ÷ 12 = € 78
  • 11b Faoud krijgt € 17,50 × 52 ÷ 12 = € 75,83 kleedgeld per maand. Emir krijgt dus meer.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Afsluiten 2.1
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je inkomens verdelen in drie soorten. √
  • Kun je oorzaken noemen van inkomensverschillen. √
  • Kun je verschillende soorten uitgaven beschrijven. √
  • Kun je bedragen omrekenen van maand naar week en andersom.√




Slide 12 - Slide

This item has no instructions