Thema 8: de seizoenen werkwoorden

Thema 8: de seizoenen werkwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 8: de seizoenen werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De vrouwen zijn aan het .........
A
rennen
B
lopen
C
fietsen
D
schaatsen

Slide 3 - Quiz

Schaatsen
تزلج على الجليد (tazallaja 'ala al-jalid)
to skate
 buz pateni yapmak
Ik schaats
Jij schaatst
Hij/zij/het schaatst
Wij/jullie/zij schaatsen

schaatste / schaatsten
Wij hebben geschaatst

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ik ...... naar beneden
A
val
B
loop
C
ren
D
glijd

Slide 6 - Quiz

Glijden
 انزلق (inzalaqa) 
 slide
 kaydı
Ik glijd
Jij glijdt
Hij/zij/het glijdt
Wij/jullie/zij glijden


Gleed / gleden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

De man ...... van de trap.
A
rent
B
glijdt
C
valt
D
schaatst

Slide 9 - Quiz

Vallen
Arabisch: سقط (saqata)
Engels: to fall
Turks: düşmek
Ik val
Jij valt
Hij / zij / het valt
Wij / jullie / zij vallen

viel / vielen

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

De man ..... heel moe.
A
bent
B
is
C
slaapt
D
gaat

Slide 12 - Quiz

Zijn
Arabisch: يكون (yakūnu)
Engels: to be
Turks: olmak
Ik ben
Jij bent
Hij / zij / het is
Wij / jullie  zijn

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De man ....... een idee.
A
is
B
gaat
C
heeft
D
valt

Slide 15 - Quiz

Hebben
Arabisch: يملك / لديه (yamliku / ladayhi)
Engels: to have
Turks: sahip olmak
Ik heb
Jij hebt
Hij / zij / het heeft
Wij / jullie hebben

Slide 16 - Slide

Dalen

De temperatuur daalt.


Sıcaklık düştü.

The temperature dropped.

انخفضت درجة الحرارة.

Slide 17 - Slide

Stijgen
De temperatuur stijgt.

Sıcaklık yükseliyor.

The temperature is rising.

الحرارة ترتفع.

Slide 18 - Slide

Schijnen
De zon schijnt.

Güneş parlıyor.

The sun is shining.

الشمس تشرق.

Slide 19 - Slide

Dooien
Het ijs dooit.

Buz eriyor.

The ice is melting.

الثلج يتذوب.

Slide 20 - Slide

Vriezen
Het vriest buiten.

Dışarıda donuyor.

It is freezing outside.

الخارج يجمد.

Slide 21 - Slide

Regenen
Het regent hard.

Çok yağmur yağıyor.

It is raining heavily.

إنها تمطر بغزارة.

Slide 22 - Slide

Stormen
Het stormt.

Fırtına var.

It is storming.

هناك عاصفة.

Slide 23 - Slide