Lesbrief 31 Boekingen verwerken

Lesbrief 31 Boekingen verwerken
1 / 55
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Lesbrief 31 Boekingen verwerken

Slide 1 - Slide

In deze lesbrief:
01: Boekingen verwerken
02: Inkoopfacturen verwerken
03: Verkoopfacturen verwerken
04: Productie en DPM
05: Kosten
06: Betalingen per bank
07: Privé

Slide 2 - Slide

01: Boekingen verwerken
Zelfstandig lezen + maken.

Slide 3 - Slide

02: Inkoop
In deze taak:
  • Doe je de administratie van de inkoopfacturen.
  • Doe je ervaring op in het verwerken van inkoopfacturen.
 In deze taak leer je:
  • Wat de gevolgen van de inkoop zijn voor de balans.

Slide 4 - Slide

Inkoopfactuur
 Op de inkoopfactuur staat wat er geleverd is, welk bedrag betaald moet worden, de btw en de manier van betalen.

Bedrijven kopen artikelen meestal in op rekening. Dit betekent dat de betaling pas plaatsvindt na ontvangst van de bestelling. 

Slide 5 - Slide

Hoe noem je een bedrijf dat nog geld krijgt?
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 6 - Quiz

Inkopen verwerken in de administratie
Alle inkopen verwerk je in de administratie. Bij de contante inkoop is de kassabon je boekingsstuk. Naast de contante inkoop zijn er inkopen op rekening. Hier is dan de factuur je boekingsstuk. 



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe verwerk je dit juist?
De eerste stap voor de administratie is:
  • De rekening Voorraad wordt meer.
  • De rekening Te vorderen btw wordt meer.
  • De schuld neemt toe, de rekening Crediteuren moet je daarom crediteren.
Anders gezegd:
  • De rekening Voorraad debiteer je met het totaalbedrag minus het bedrag van de btw.
  • De rekening Te vorderen btw debiteer je met het bedrag van de btw.
  • De rekening Crediteuren crediteer je met het totaalbedrag.

Slide 9 - Slide

Hoe ziet dit er uit als boeking?

Slide 10 - Slide

Wat is het gevolg van een inkoop op rekening voor de volgende rekeningen?
De rekening crediteuren wordt....

A
Meer
B
Minder

Slide 11 - Quiz

Wat is het gevolg van een inkoop op rekening voor de volgende rekeningen?
Rekening Voorraad wordt....
A
Minder
B
Meer

Slide 12 - Quiz

Wat is het gevolg van een inkoop op rekening voor de volgende rekeningen?
Rekening te vorderen btw wordt...
A
Meer
B
Minder

Slide 13 - Quiz

Nu maken opdracht Taak 1: 3 en 4
Sla het excelbestand goed op. 
Deze ga je later nog nodig hebben. 

Slide 14 - Slide

03: Verkoop

Slide 15 - Slide

In deze taak
1. Doe je de administratie van de verkoopfacturen
2. Doe je ervaring op in het verwerken van verkoopfacturen.

Slide 16 - Slide

Een verkoopfactuur
Een rekening die de klant nog moet betalen, is een verkoopfactuur.
Zolang de klant de rekening nog niet betaald heeft, noem je de klant een debiteur.


Slide 17 - Slide

Een verkoopfactuur
De BTW is € 138,84 en TopKado moet dit bedrag aan de Belastingdienst betalen. Het bedrag dat dan overblijft is € 800,00 − € 138,84 =€ 661,16. Dit is de opbrengst van deze verkoop.

TopKado heeft de pennen ooit zelf ingekocht. Toen betaalde TopKado er € 440,00 voor. Dit bedrag komt bij Inkoopwaarde van de verkopen te staan. De waarde van de voorraad goederen af met € 440,00.

Slide 18 - Slide

Hoe ziet dit er uit?

Slide 19 - Slide

Aan de slag met taak 3!
De excelopdracht moet ook!

Slide 20 - Slide

Taak 4: Productie en DPM

Slide 21 - Slide

Vandaag
1. Terugblik vorige week: verkoopfactuur
2. Taak 4: productie en DPM
3. Verwerken in excel-bestand
4. Taak 5: kosten.

Slide 22 - Slide

Inventaris staat aan welke kant van de balans?
A
Debet
B
Credit

Slide 23 - Quiz

Verkoopfactuur: welke post gebruik je?
A
Te vorderen btw
B
Te betalen btw

Slide 24 - Quiz

Als iets aan de debetkant van de balans meer wordt dan.....
A
Debiteer je rekening
B
Crediteer je rekening

Slide 25 - Quiz

Inkoopfactuur: welke post gebruik je?
A
Te vorderen btw
B
Te betalen btw

Slide 26 - Quiz

Vorige week: verkoopfactuur verwerken

Slide 27 - Slide

Opdracht: verwerk deze boeking
Inkoopwaarde van de omzet is €400,-
De rekeningen die je gebruikt zijn

130 debiteuren
181 te betalen btw
840 opbrengst verkopen

700 voorraad
800 inkoopwaarde omzet



Slide 28 - Slide

Het juiste antwoord

Slide 29 - Slide

In deze taak:
In deze taak:
  • Doe je de administratie van de productie en de DPM
  • Doe je ervaring op in het verwerken van boekingsstukken.

In deze taak leer je:
  • Wat de gevolgen van productie en aanschaf van een DPM zijn voor de balans.

Slide 30 - Slide

DPM
Een DPM (duurzaam productiemiddel) hoort bij de inventaris van een bedrijf. De inventaris van een bedrijf bestaat uit alle spullen waarmee het bedrijf is ingericht.
Voorbeelden?

Slide 31 - Slide

Hoe verwerk je dit?


Aanschafwaarde: €100 exclusief 21% btw. 




Slide 32 - Slide

Verwerk nu de volgende inkoopfacturen in je excelbestand

IF15010, IF15011 en IF15012.

Slide 33 - Slide

Taak 5: Kosten

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Afschrijving en afschrijvingskosten
Een duurzaam productiemiddel (DPM) gaat langer mee dan een jaar. Vaak kost de aanschaf van een DPM veel geld. De kosten ervan spreid je over de jaren dat je het DPM gebruikt.

De jaarlijkse kosten door waardevermindering heten afschrijvingskosten.
Vaak kun je een DPM na een aantal jaren nog verkopen voor een bepaald bedrag. Dit heet de restwaarde.

Slide 36 - Slide

Hoe kan je dat doen?
Er zijn drie manieren om de afschrijving te berekenen.
1. Met een vast bedrag (per maand of per jaar).
2. Met een percentage van de nieuwwaarde.
3. Door een percentage van de boekwaarde nemen. 
De boekwaarde is de waarde van het DPM die in de boekhouding staat

Slide 37 - Slide

Hoe boek je dit?
Pak boekingsstuknummer IF15003 erbij. 

Je ziet dat er in de omschrijving 'ramen' staat. Dit zijn huisvestingskosten.
Je betaalt in eerste instantie btw, dus mag je dit terug vorderen. 

Slide 38 - Slide

Bij afschrijvingen wordt het inventaris minder waard. Dit houdt in dat je de rekening inventaris..........
A
Debiteert
B
Crediteert

Slide 39 - Quiz

Dus de rekening afschrijvingskosten.....
A
Debiteer je
B
Crediteer je

Slide 40 - Quiz

Verwerk de kostenfacturen/ afschrijving in je excelbestand

De volgende facturen horen bij deze opdracht: IF15003, IF15006, D15006 en D15007.
De volgende facturen horen bij deze opdracht: D15030 en D15031.

Slide 41 - Slide

Les woensdag 13 maart

Slide 42 - Slide

Vandaag
1) Herhaling vorige week

2)Afronden lesbrief 31:
  • Taak 6: Betalingen per bank
  • Taak 7: Privé

3) oefenexamen op Eindexamensite

Slide 43 - Slide

In deze taak:
Taak 4:
Doe je de administratie van de bankafschrift
Doe je ervaring op met het verwerken van betalingen.

Taak 5:
Doe je de administratie van de privéopnamen en -stortingen
Doe je ervaring op met het verwerken van privéopnamen en -stortingen.

Slide 44 - Slide

Bij afschrijvingen wordt het inventaris minder waard. Dit houdt in dat je de rekening inventaris..........
A
Debiteert
B
Crediteert

Slide 45 - Quiz

Dus de rekening afschrijvingskosten.....
A
Debiteer je
B
Crediteer je

Slide 46 - Quiz

De inkoopfactuur

Slide 47 - Slide

De inkoopfactuur betalen per bank
De rekening Crediteuren debiteer je met het totaalbedrag.


De rekening Bank crediteer je met het totaalbedrag.

Slide 48 - Slide

Wat is het gevolg van betaling van een inkoopfactuur? Kies uit meer of minder.
De rekening crediteuren wordt

A
Meer
B
Minder

Slide 49 - Quiz

Wat is het gevolg van betaling van een inkoopfactuur? Kies uit meer of minder.
De rekening bank wordt..
A
Meer
B
Minder

Slide 50 - Quiz

Wat is het gevolg van betaling van een verkoopfactuur?
De rekening bank wordt...
A
Meer
B
Minder

Slide 51 - Quiz

Wat is het gevolg van betaling van een verkoopfactuur?
De rekening Debiteuren wordt...
A
Minder
B
Meer

Slide 52 - Quiz

Privé (1)

Slide 53 - Slide

Privé (2)

Slide 54 - Slide

Verwerk de volgende boekingen

Maken taak 6 en 7.
Bank: B15014 (inkoop en verkoop), B15015 (alleen verkoop), B15025 (Bank naar kas) en B15027 (kas naar bank)

 D15040 privéopname kas en B15035 privéstorting bank.

Slide 55 - Slide