What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Unité 3 décrire un objet - 8-12 2E-2G
Bonjour!
Unité 3
– C’est qui? C’est quoi?
BONJOUR!
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bonjour!
Unité 3
– C’est qui? C’est quoi?
BONJOUR!
Slide 1 - Slide
Le but du cours:
1.
Ik kan vervoegde vormen van het
werkwoord
mettre
(leggen, zetten)
herkennen
en de juiste vorm
selecteren
in
een zin
2.
Je kan de juiste Franse vertaling kiezen
van omschrijvingen van objecten
Slide 2 - Slide
Le programme d'aujourd'hui
Ex. 8C p. 92
(huiswerk) – antwoorden
2. Vervoegingen van
mettre
p. 94 quizje ( = lesdoel 1)
3. Woorden die je kan gebruiken om voorwerpen te omschrijven
4.
Écouter
- Exercice 9 p. 97
5.
Vocabulaire écouter
- Exercice 10 page 97
4. De juiste vertaling van omschrijvingen in het Frans kiezen ( = lesdoel 2)
Slide 3 - Slide
1. Les réponses de l'exercice 8C
Laat je extra werk zien:
Ben, Luka.
Slide 4 - Slide
2. Vervoegde vormen van het werkwoord mettre
(leggen, zetten)
herkennen
Lees de vervoegingen van
mettre
p. 94 - 2 minutes
Kies op de volgende slides voor:
- het juiste persoonlijk voornaamwoord
- de juiste vorm van
mettre
Slide 5 - Slide
...
mett
ez
Slide 6 - Slide
...
mett
ons
Slide 7 - Slide
...
met
Let op!
Hoort bij meerdere persoonlijk voornaamwoorden!
Slide 8 - Slide
J'ai ...
Slide 9 - Slide
Ils/elles ...
Slide 10 - Slide
Tu ...
Slide 11 - Slide
... mets
Let op!
Hoort bij meerdere persoonlijk voornaamwoorden!
Slide 12 - Slide
Les réponses
1.
Vous
mettez
2.
Nous
mettons
3.
Il/elle/on
met
4. J'ai
mis
5. Ils/elles
mettent
6. Tu
mets
7.
Je/tu
mets
Meer dan 5 goed?
Dan kan je lesdoel 1 afvinken
1. Ik kan vervoegde vormen van het
werkwoord mettre (leggen, zetten)
herkennen en de juiste vorm selecteren in
een zin
Slide 13 - Slide
3. Woorden die je kan gebruiken om objecten te omschrijven
Slide 14 - Slide
3. Woorden die je kan gebruiken om een omschrijving te geven
Petit =
À gauche / à droite =
Devant =
La fenêtre =
À côté de =
Le coin =
Au bout de (la rue) =
Slide 15 - Slide
3. Woorden die je kan gebruiken om een omschrijving te geven
Petit =
klein
À gauche / à droite =
links/rechts
Devant =
voor
La fenêtre =
het raam
À côté de =
naast
Dans le coin =
in de hoek
Au bout de (la rue) =
aan het einde van de straat
Slide 16 - Slide
4. Écouter - Exercice 9 p. 97
Slide 17 - Slide
5. Vocabulaire écouter - Exercice 10 p. 97
(5 min)
Klaar?
Maak 8E p. 96
Slide 18 - Slide
Het voorwerp is vierkant en licht =
A
L'objet est carré et durable.
B
L'objet est rond et léger.
C
Le truc est carré et clair.
D
L'objet est carré et léger.
Slide 19 - Quiz
Het ding is rond en zwaar
A
Le truc est rond et léger
B
Le truc est rond et lourd
C
L'objet est carré et rond
D
La bouche est en métal
Slide 20 - Quiz
De hoofdpersoon is grappig
A
La personne a les yeux clairs
B
La personne est grave
C
Le personnage principal est amusant
D
Le personnage principal est mauvais
Slide 21 - Quiz
Haar haren zijn lang en blond
A
Ses cheveux sont longs et courts
B
Son corps est rond et long
C
Ses cheveux sont longs et blonds
D
Ses cheveux sont amusants
Slide 22 - Quiz
Les réponses
Alle 4 goed?
Dan kan je lesdoel 2 afvinken
2. Je kan de juiste Franse vertaling kiezen
van omschrijvingen
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Les buts du cours et la prochaine fois:
1.
Ik kan vervoegde vormen van het
werkwoord
mettre
(leggen, zetten)
herkennen
en de juiste vorm
selecteren
in
een zin
2.
Je kan de juiste Franse vertaling kiezen
van omschrijvingen van objecten
La prochaine fois lundi 11 décembre:
- Leren: apprendre 4 (FN), Unité 3 p. 115
- Omschrijvingen geven van personen
Slide 25 - Slide
6
Slide 26 - Video
00:29
Qui est-ce ?
A
Jeanne
B
Gaëlle
C
Pauline
D
Fred
Slide 27 - Quiz
00:54
Qui est-ce ?
A
Fred
B
Jean
C
Noémie
D
Bertrand
Slide 28 - Quiz
01:18
Qui est-ce ?
A
Clémence
B
Justine
C
Patricia
D
Marie
Slide 29 - Quiz
01:41
Wat is: "Les cheveux"
A
De ogen
B
Het haar
C
De kleren
D
De armen
Slide 30 - Quiz
01:41
Wat les: "Les yeux"
A
De ogen
B
Het haar
C
De mond
D
De benen
Slide 31 - Quiz
01:46
Hoe zeg je
"Wie is het"?
A
Qu'est-ce que c'est ?
B
Quand ?
C
Il est ?
D
Qui est-ce ?
Slide 32 - Quiz
More lessons like this
Unité 3 11-12 - 2G
December 2023
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2hv Les 1 24-01
August 2024
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
cours du 30 mai
May 2023
- Lesson with
18 slides
Mentorles
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
V4 chapitre 2 - A ecouter
August 2022
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
vwo 4 chap 2 Ecouter A
April 2022
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V4 chapitre 2 - A ecouter
February 2024
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V4 chapitre 2 - A ecouter
June 2024
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
VWO 3 chapitre 5 A Écouter
August 2022
- Lesson with
14 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3