This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3V2
Theme 4
grammar 12, text book p. 61
Slide 1 - Slide
Wanneer gebruik je?:
object+ infinitive
Dit doe je na werkwoorden die een wens of bevel uitdrukken en na would love and would like.
verb = werkwoord
object = meewerkend/lijdend vw
infinitive = hele werkwoord
Example:
I told herto correcther grammar
Uitzondering
I made hercorrect her grammar
Slide 2 - Slide
Let op! Er zijn uitzonderingen.
Na to let, to make en alle zintuiglijke werkwoorden (werkwoorden die te maken hebben met je zintuigen)
gebruik je :
verb + object+infinitief zonder to
Example: He made her stay at home.
Example: I saw my classmate leave the doctor's.
Slide 3 - Slide
I asked my mom ____ (bake) a chocolate cake for my birthday
A
bake
B
to bake
Slide 4 - Quiz
I told the class ___ (be) quiet
A
to be
B
be
Slide 5 - Quiz
He made his students ___ (do) vast amounts of homework
A
to do
B
do
Slide 6 - Quiz
I expect everyone ____ (complete) their homework on time!
A
to complete
B
complete
Slide 7 - Quiz
I felt the cat ___ (brush up) against my leg
A
to brush up
B
brush up
Slide 8 - Quiz
Object + infinitive
Na werkwoorden die een wens of bevel uitdrukken, gebruik je lijdend- of meewerkend voorwerp + hele ww met to -> I would like youto tidy your room -> Dad wants himto walk the dog
Na let, make en werkwoorden die een waarneming aangeven, gebruik je voorwerp + hele ww zónder to -> I saw my mother cook dinner