Geef bij elke bewering over meneer Strauss aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 1.
1 Toen hij in Amerika woonde, paste hij zijn naam aan.
2 Hij wilde in Amerika goud gaan zoeken.
3 Hij begon in Amerika met het verkopen van verschillende producten.
4 Hij had met een compagnon een jeanswinkel in Californië.