Feit/gewoonte of nu bezig?

Two truths and a lie.

Which one of Adriaan's habits (=gewoonte) is a lie?
A
I bike to school.
B
I love chicken nuggets.
C
I watch Gilmore Girls on Netflix.
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Two truths and a lie.

Which one of Adriaan's habits (=gewoonte) is a lie?
A
I bike to school.
B
I love chicken nuggets.
C
I watch Gilmore Girls on Netflix.

Slide 1 - Quiz

Now you play.
Write down 3 habits on the back of your paper. One must be a lie. 

Done? Let your neighbor guess which one is the lie.

Slide 2 - Slide

Lees het verhaaltje (deze staat op 5 pagina's) en beantwoord daarna de vragen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Verdeel de woorden in twee groepen. 
sits
stands
talks
wears
is sitting
is dancing
are clapping

Slide 9 - Drag question

"Right now, she is not sitting in class.
/ She is dancing on a stage."

Wanneer gebeuren deze dingen (zitten/praten)?

Slide 10 - Open question

"During the weekdays, Anna sits in class.
/ He always talks a lot."

Wanneer gebeuren deze dingen (zitten/praten)?

Slide 11 - Open question

Two truths and a lie.

Which one of Adriaan's habits (=gewoonte) is a lie?
A
I bike to school.
B
I love chicken nuggets.
C
I watch Gilmore Girls on Netflix.

Slide 12 - Quiz

Write down 3 habits.
One must be a lie.

Slide 13 - Open question

gewoonte/feit
gewoonte/feit
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig
nu bezig

Slide 14 - Drag question

Je wilt over iets vertellen wat NU bezig is. Wat heb je nodig?
A
-ing achter het ww
B
Stam ww. Alleen bij he/she/it een -s achter het ww
C
-ing achter het ww & hulpwerkwoord: am/is/are

Slide 15 - Quiz

Je wilt over een gewoonte / feit vertellen. Wat heb je nodig?
A
-ing achter het ww
B
Stam ww. Alleen bij he/she/it een -s achter het ww
C
-ing achter het ww & hulpwerkwoord: am/is/are

Slide 16 - Quiz

I _____ to school every day. (cycle)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 17 - Poll

I _____ to school every day. (cycle)

Slide 18 - Open question

Look! The cat _____ in the tree. (climb)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 19 - Poll

Look! The cat _____ in the tree. (climb)

Slide 20 - Open question

Jonas always _____ his hands very carefully. (wash)
Nu bezig
Gewoonte/feit

Slide 21 - Poll

Jonas always _____ his hands very carefully. (wash)

Slide 22 - Open question

Leg uit: Wat heb je nu nodig om een werkwoord goed in de zin te schrijven?

Slide 23 - Mind map

Schrijf een gewoonte of feit op in het Engels. (1 zin)

Slide 24 - Mind map

Schrijf iets wat nu bezig is. (1 zin / in het Engels)

Slide 25 - Mind map