Examentraining VWO 2025

Examen-training biologie
16 april 2025
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 40 slides, with text slides.

Items in this lesson

Examen-training biologie
16 april 2025

Slide 1 - Slide

Wat moet je leren?
Alles behalve: 
  • Hoofdstuk gedrag en beweging
  • Seksualiteit (hoofdstuk voortplanting)
  • DNA-replicatie (hoofdstuk DNA)
  • Ontstaan leven (hoofdstuk evolutie)
  • Indeling planten en dieren (hoofdstuk evolutie)
  • Zintuigen (hoofdstuk regeling en waarnemen)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Studietips
  • Maak een planning: begin op tijd, plan ruim en realistisch, neem pauzes en zorg dat er tijd is voor herhaling! 
  • Geef jezelf een beloning! 
  • Gebruik een kant en klare samenvatting of maak deze zelf
  • Gebruik de leerdoelen/begrippenlijsten van de methode
  • Oefen met oude examens

Slide 4 - Slide

Studietips
  • Kijk de gemaakte vragen ook na, zo leer je van je fouten
  • Gebruik uitlegvideo's
  • In je eentje leren is misschien saai en eenzaam: leg iemand anders de stof uit en stel elkaar kritische vragen
  • Vraag om hulp als je vastloopt, je kunt ouders, klasgenoten en docenten om hulp vragen.

Slide 5 - Slide

Wat neem je mee naar het biologie examen?

  • niet-grafische rekenmachine
  • (reserve-)pen, tekenpotlood, gum, geodriehoek en arceerstiften
  • Eventueel NL-woordenboek

Slide 6 - Slide

Welk type vragen kom je tegen?

Slide 7 - Slide

Multiple Choice
  • Ongeveer 30/40% MC, 60/70% open vragen
  • Bij MC is vaak je eerste idee goed, ga het later niet verbeteren. Er zijn ook geen regels voor het goede antwoord bij MC.
  • Lees de vraag zonder de antwoorden en kijk of jouw antwoord er tussen staat. Als deze er niet tussen staat, ga je weg strepen.

Slide 8 - Slide

Multiple Choice
  • Er is één antwoord sowieso niet goed
  • Twee antwoorden lijken veel op elkaar, er is er meestal één hiervan goed
  • Twee letters opschrijven is sowieso fout
  • Het aantal keer dat een bepaalde letter voorkomt bij MC maakt niet uit
  • Schrijf duidelijk en gebruik hoofdletters

Slide 9 - Slide

Berekeningen
  • Altijd je berekening laten zien, anders krijg je geen punten
  • Zet altijd de eenheid achter het getal
  • De uitkomst mag niet nauwkeuriger of minder nauwkeurig zijn dan de gegeven getallen

Slide 10 - Slide

Open vragen
  • Sla altijd een regel over tussen vragen
  • Formuleer altijd volledige zinnen en grijp terug op de vraag in je antwoord
  • Als een vraag meer dan 1 punt waard is, bestaat het antwoord uit meerdere denkstappen, evenveel of één meer dan wat de vraag waard is
  • Geef nooit meer redenen of voorbeelden dan gevraagd

Slide 11 - Slide

Open vragen
  • Een vaag antwoord levert geen punten op, gebruik waar mogelijk (biologische) begrippen
  • Bij vragen over standpunt of mening, gaat het om de biologische onderbouwing

Slide 12 - Slide

Natuurwetenschappelijk onderzoek
  • Hypothese: je verwachting, geen verklaring nodig
  • Proefbeschrijving: vergeet de controle niet
  • Conclusie: vermeld op grond van welke gegevens (getallen uit resultaten) je de conclusie trekt
  • Grafieken: benoem de assen, geef je grafiek een titel, maak een vloeiende lijn

Slide 13 - Slide

Algemene tips
  • Niet verwijzen, schrijf alles uit
  • De blokjes tekst zijn belangrijk, wat tussen de opgaven staat is meer een inleiding naar de vraag
  • Werk zoveel mogelijk met begrippen, en schrijf puntsgewijs in plaats van een lang verhaal
  • Een context activeert eerst oude kennis (O en B) en gaat dan pas combineren met nieuwe informatie (I en T)

Slide 14 - Slide

Algemene tips
  • Als je er niet uit komt, begin later helemaal opnieuw
  • Gebruik klad blaadje
  • BINAS is meestal alleen een tussenstap, bijna nooit het hele antwoord
  • Rustig en zorgvuldig werken, neem 5 minuten de tijd om alles door te nemen 
  • Hoe meer punten, hoe meer tijd

Slide 15 - Slide

Hoe vragen beantwoorden?
  • Open vragen: aantal punten meestal gelijk aan aantal
      denkstappen
  • Meerkeuze vragen

In de examens kunnen meerkeuzevragen voorkomen voor 1 punt en voor 2 punten, dit is nieuw. Het aantal punten dat aan een  meerkeuze-vraag wordt toegekend, hangt in principe samen met het aantal denkstappen dat je moet maken om tot het antwoord te komen.
LET OP!

Slide 16 - Slide

Er zijn verschillende soorten open vragen
Hoe te herkennen?
Feitenkennis
Noem..
Met welke term…
Wat is…
Geef een omschrijving van …
Verklaring / toelichting
Geef een verklaring voor…
Inzicht
Leg uit….
Bereken…
Mening
Beargumenteer…
Vaardigheden
Formuleer een hypothese
Maak een werkplan
Beschrijf een werkwijze…
Trek een conclusie

Slide 17 - Slide

Ronde 1
De klas is in twee groepen verdeeld.

Elke groep beantwoordt zelfstandig de eerste 2 vragen.

Hierna voorbeeld van het uitwerken van een vraag volgens een stappenplan.


Slide 18 - Slide

  Snoekkroketten
Leg met behulp van de gegevens uit de tabel uit wat de voornaamste oorzaak is van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten.

Slide 19 - Slide

1. Wat is de vraagstructuur?
Instructiewerkwoord + onderwerp + evt. verplicht gegevensgebruik of noteringsvoorwaarde


Uitleggen + oorzaak dat snoekkroketten lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkenskroketten + mbv gegevens uit de tabel


Slide 20 - Slide

2. Wat is de antwoordstructuur?
Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord + onderwerp + evt. verplicht gegevensgebruik of noteringsvoorwaarde


Uitleg + oorzaak dat snoekkroketten lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkenskroketten + m.b.v. gegevens uit de tabel


Slide 21 - Slide

3. Naar welk verband wordt gevraagd?

Moet je een oorzaak/ gevolg uitleggen? Moet je een conclusie trekken uit de gegevens? Om dit te achterhalen kun je gebruik maken van de signaalwoorden uit de vraag.

Slide 22 - Slide

3. Naar welk verband wordt gevraagd?

Slide 23 - Slide

4. Over welk hoofdonderwerp in de Biologie gaat deze vraag?
Bedenk bij welk hoofdonderwerp deze vraag hoort. Dit kan je op het juiste spoor zetten voor te gebruiken BINAS tabellen of begrippen in het antwoord -> voeding en vertering

Slide 24 - Slide

5. Welke gegevens uit de vraag kan ik gebruiken?

Lees de informatie uit de context gericht door om relevante gegevens te vinden die je nodig hebt voor het antwoord.
Arceer eventueel.

Slide 25 - Slide

6. Welke gegevens/ kennis moet ik zelf toevoegen?
Bedenk welke kennis je nog moet toevoegen om het antwoord compleet te maken. Bedenk ook welke biologische begrippen waarschijnlijk in het antwoord moeten voorkomen: 
bv enzymen, koolhydraten, eiwitten, vetten, organen


Slide 26 - Slide

7. Formuleer nu je antwoord
Herhaal de vraag + neem het signaalwoord dat past bij het verband in de vraag + voeg het hulpmiddel toe.


Snoekkroketten zijn lichter verteerbaar dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten omdat in de tabel staat dat ...

Slide 27 - Slide

8. Maak het antwoord compleet
Voeg informatie uit de context en eigen informatie (kennis/ BINAS) toe om het antwoord compleet te maken.


Slide 28 - Slide

9. Controle
Lees de vraag nog een keer goed door en kijk nog een keer kritisch naar je antwoord. 
  • Beantwoord je de vraag eigenlijk wel? 
  • Heb je alles wat je weet in je antwoord genoteerd? (docent = dom)
  • MC-vraag: hoofdletter van juiste antwoord?
  • Berekening: is de uitkomst realistisch + heb ik de eenheid genoteerd + evt. juist afgerond?



Slide 29 - Slide

Compleet antwoord


Snoekkroketten zijn lichter verteerbaar dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten omdat in de tabel staat dat snoekkroketten per 100gr maar 1gr vet bevat (terwijl kip, rund, -en varkenskroketten 12-15x meer vet bevat) en vet langzamer verteert dan eiwitten en koolhydraten.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Ronde 2
Elke groep beantwoordt zelfstandig de volgende 3 vragen.

Schijf je naam er op en lever je antwoord in.

Slide 32 - Slide

Nakijken
Elke groep kijkt met behulp van het antwoordmodel de antwoorden van een leerling van de andere groep na.

Hoeveel punten zijn er behaald voor de verschillende vragen?

Is er een verschil tussen ronde 1 en ronde 2?


Slide 33 - Slide

Veel gemaakte fouten:
- Geen antwoord geven op de vraag 
- Onvolledige antwoorden (gebruik hele zinnen!)
- Alleen vraag herhalen (geen uitleg/nieuwe informatie)
- Te snel naar antwoord willen (werk denkstappen uit!)
- Meer redenen of voorbeelden geven dan gevraagd
- Alleen standpunt of mening geven zonder onderbouwing.

Slide 34 - Slide

Grafieken tekenen
Je doet een onderzoek naar de invloed van verschillende zoutconcentraties in het milieu op de hartslagfrequentie van een watervlo. Je moet een grafiek tekenen. Hoe ziet deze eruit? 

Wat zet je op de X-as?
En wat op de Y-as?


Slide 35 - Slide

Grafieken tekenen
Op de X-as komt dan de zoutconcentratie (je stopt namelijk de watervlo in vooraf bepaalde zoutconcentraties), op de Y-as komt de hartslagfrequentie (deze wil je onderzoeken/ meten).
Samengevat:
X-as: wat je weet (onafhankelijke variabele)
Y-as: wat je meet (afhankelijke variabele)

LET OP: zorg dat je de assen ook benoemt, inclusief grootheid (zoals tijd) en eenheid (zoals minuten). Zorg ook voor een mooie schaalverdeling. Teken de meetpunten én de grafieklijn, meestal een vloeiende lijn waar je geen liniaal voor gebruikt! Laat de lijn alleen door het 0,0 punt (de oorsprong) gaan als dat logisch is en uit de gegevens blijkt! 

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Voorbeeldvraag  (2p)
Riccardo had koorts. Bij koorts is het temperatuurcentrum in de hersenen ingesteld op een hogere temperatuur dan 370C. De verpleegkundige constateerde dat Riccardo rilde, een bleke kleur had en dat zijn lichaamstemperatuur nog steeds opliep.
Leg uit hoe door rillen de lichaamstemperatuur stijgt.

Slide 38 - Slide

Voorbeeldvraag (strategie)
2p = 2 punten = in 2 stappen antwoord geven
Riccardo had koorts. Bij koorts is het temperatuurcentrum in de hersenen ingesteld op een hogere temperatuur dan 370C. De verpleegkundige constateerde dat Riccardo rilde, een bleke kleur had en dat zijn lichaamstemperatuur nog steeds opliep.
Leg uit hoe door rillen de lichaamstemperatuur stijgt.

Oorzaak-gevolg: oorzaak = rillen, gevolg = lichaamstemperatuur stijgt
Verband leggen: wat heeft rillen met temperatuurstijging te maken?

Slide 39 - Slide

Verwacht antwoord 
maximumscore 2
Uit het antwoord moet blijken dat:
• het rillen wordt veroorzaakt door spiersamentrekkingen         1p
• waarbij warmte vrijkomt (ten gevolge van dissimilatie)             1p

Slide 40 - Slide