week 21 - indefinido <--> imperfecto W3B

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • La diferencia entre imperfecto 
e indefinido

martes, 23 de mayo
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • La diferencia entre imperfecto 
e indefinido

martes, 23 de mayo

Slide 1 - Slide

Tarea 5
Leerdoel: imperfecto <--> indefinido

Slide 2 - Slide

Caperucita Roja
¿Quién es?
Leerdoel: imperfecto <--> indefinido

Slide 3 - Slide

Módulo pág. 37
Leerdoel: imperfecto <--> indefinido

Slide 4 - Slide

Tarea 5.1

  • Haz el ejercicio A y B en el cuaderno. 
Leerdoel: imperfecto <--> indefinido
Módulo pág. 37
Let op:
- is het achtergrond?
- is het een actie?
- welke signaalwoorden zie je?

Slide 5 - Slide

Imperfecto
Wanneer gebruik je de pretérito imperfecto?


Welke signaalwoorden horen bij de pretérito imperfecto?
  • Gewoonte of een herhalinguit het verleden.
  • Het begin of het einde is niet van belang.
  • Beschrijving.
siempre, todos los días, antes ,mientras, de pequeño, habitualmente, muchas veces........

Slide 6 - Slide

Indefinido
Wanneer gebruik je de pretérito indefinido?


Welke signaalwoorden horen bij de indefinido?
  • Gebeurtenissen/handelingen waarbij begin en/of einde bekend is. 
  • De periode waarin de gebeurtenis zich afspeelde is voor de spreker afgesloten. 
anoche, el año pasado, en 2001, hace 2 meses, de repente, en agosto, en verano.......

Slide 7 - Slide

Indefinido <--> Imperfecto
In verhalen:
  • De achtergrond, het decor       Imperfecto.
  • Beschrijving van hoe iets eruit zag:        Imperfecto
Dat wat je met de imperfecto beschrijft zou je eventueel weg kunnen laten maar het verhaal wordt niet onbegrijpelijk. 
  • De acties/gebeurtenissen:        Indefinido

Module pág. 40
Je kunt jezelf de vraag stellen:
Hoe was de situatie? --> imperfecto
Wat gebeurde er? --> indefinido

Slide 8 - Slide

A practicar
Hacemos juntos el ejercicio C

Slide 9 - Slide

uitwerking
1. iba, pensaba, llegó, preguntó
2. estaba, mandé, tenía
3. estaba, tenía, estaba, tocó, dijo, abrí, comió
4. era, tenía, visitaba, mató
D. 1. caperucita, 2. la madre, 3. la abuela, 4. el hermano del lobo

Slide 10 - Slide

Una canción

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Deberes
  • Leren: gebruik indefinido-imperfecto (module pág. 40)
  • maken: uit je module pág. 42 ej. B y C, pág. 43 ej. D

Slide 13 - Slide