Familie Engels les 1

Familiewoorden in het Engels

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je Engelse woorden over familie benoemen en begrijpen.

Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les zullen kunnen doen.

Wat weet je al over familiewoorden in het Engels?

Familiewoorden

Vader, moeder, broer, zus, opa, oma, oom, tante

Toon een afbeelding van een familie en laat de leerlingen de Engelse woorden benoemen

Vader

Father

Laat een afbeelding zien van een vader en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Moeder

Mother

Laat een afbeelding zien van een moeder en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Broer

Brother

Laat een afbeelding zien van een broer en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Zus

Sister

Laat een afbeelding zien van een zus en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Opa

Grandfather

Laat een afbeelding zien van een opa en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Oma

Grandmother

Laat een afbeelding zien van een oma en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Oom

Uncle

Laat een afbeelding zien van een oom en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Tante

Aunt

Laat een afbeelding zien van een tante en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.

Wat is het Nederlandse woord voor aunt?

1. Tante
2. Broer
3. Zus
4. Oma

Wat is het Nederlandse woord voor sister?

1. Zus
2. Tante
3. Vader
4. Oom

Wat is het Nederlandse woord voor grandfather?

1. Vader
2. Moeder
3. Opa
4. Broer

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.