Vragen stellen - H4

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

But du cours

Slide 2 - Slide

Wat weet je al over
vragen in het Frans?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Het vraagwoord quel(le)(s)
Quel past zich aan het zelfst. nw waar het bij hoort = welk(e)
Tu regardes quel film?

Quel(le)(s) + ww être = wat is / wat zijn
Quel (man/enk) = quel est ton chanteur préféré?
Quels (man/meerv) = quels sont tes chanteurs préférés?
Quelle (Vr / enk) = quelle est ta chanteuse préférée?
Quelles (vr / meerv) = quelles sont tes chanteuses préférées?

Slide 13 - Slide

Pose une question: Tu vas au lycée? (inversion)

Slide 14 - Open question

Paul a une soeur? (inversion)
A
A-Paul une soeur?
B
Paul a-t-il une soeur?
C
A-t-Paul une soeur?
D
Paul a-il une soeur?

Slide 15 - Quiz

Il a un problème? (est-ce que)
A
Est-ce que il a un problème?
B
Est-ce qu' a-il un problème?
C
Est-ce qu'a-t-il un problème?
D
Est-ce qu'il a un problème?

Slide 16 - Quiz

Elle a un vélo? (inversion)

Slide 17 - Open question

Le prof a donné des devoirs? (inversion)

Slide 18 - Open question

Il a beaucoup de copains? (est-ce que)

Slide 19 - Open question

Lucie est fatiguée? (inversion)

Slide 20 - Open question

Tu pars en vacances? (quand = welke antwoorden kloppen)
A
Quand pars-tu en vacances?
B
Tu pars en vacances quand?
C
Quand tu pars en vacances?
D
Quand est-ce que tu pars en vacances?

Slide 21 - Quiz

Tu habites? (où met inversion)

Slide 22 - Open question

Tu vas au collège? ("comment" met "est-ce que")

Slide 23 - Open question

Quand viendras-tu?
Quand est-ce que tu viendras?
Wat is de 3e manier?

Slide 24 - Open question

Vul een vorm van "quel".
_____ ta nationalité?
A
quel
B
quels
C
quelle
D
quelles

Slide 25 - Quiz

Traduis: Wat zijn jouw vakken?
(een vak = une matière)

Slide 26 - Open question

Compleet met een vorm van "quel".
Tu as rencontré ________ garçon?

Slide 27 - Open question

Pose des questions à ton camarade de classe
(eerst op papier schrijven)
- naam?
- leeftijd?
- waar hij/zij woont?
- broer / zus?
- Sport?
- Hobby's?
- wat is zijn / haar lievelingsvak? (een vak = une matière)
- Wanneer hij / zij met vakantie gaat?
- Verzin nog 2 extra vragen

Slide 28 - Slide

Wat zijn jouw hobby's?

Slide 29 - Mind map

Stel een extra vraag

Slide 30 - Mind map

Je peux poser des questions en français
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Slide 32 - Slide