‘Hulp!’ riep Loode. ‘Hulp, hulp!’
Met schaatsen en al was hij door het ijs gezakt. Hij klauwde zijn handen in de rand van het wak. Lang zou hij het niet meer houden. De gruwelijke kou verstijfde hem en zijn vingers bevroren. Het ijs brokkelde af. ‘Hulp, hulp!’
‘Hela,’ riep de schoorsteenveger die langs kwam, zijn ladder aan de schouder.
‘Ben jij dat, Sjoerd?’
‘Nee, Loode!’
‘Loode wie?’
‘Loode van Rooie Pierke! Haal me er uit, ik verdrink!’
‘Van Rooie Pierke?’ riep de schoorsteenveger verbaasd.
‘Die heeft toch alleen een dochter?’
‘Ik verzuip!’