This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhalingsles BBL Wet- en regelgeving
Slide 1 - Slide
Hoeveel rechtbanken telt Nederland?
A
9
B
10
C
11
D
12
Slide 2 - Quiz
Wie zijn er allemaal bij een rechtszaak aanwezig in de rechtszaal?
Slide 3 - Mind map
'Privaatrecht zijn afspraken van burgers en bedrijven onderling en worden niet in wetgeving vastgelegd.' Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Welke rechter behandelt privaatzaken zoals meningsverschillen tussen burgers en bedrijven?
A
De rechtbank
B
De economische rechter
C
De kantonrechter
Slide 5 - Quiz
Een mobiel surveillant betrapt een inbreker op heterdaad bij het openbreken van een toegangsdeur.
Is de mobiel surveillant bevoegd de inbreker staande te houden?
A
Nee, uitsluitend de opsporingsambtenaar heeft deze bevoegdheid
B
Ja, er is sprake van een heterdaad en dan is iedereen bevoegd
C
Ja, hij is in functie dus de beveiliger mag de persoon staande houden.
Slide 6 - Quiz
Geef een voorbeeld van casus in privaatrecht
Slide 7 - Open question
Een meisje heeft in een drogisterij toiletartikelen gestolen. De drogist waarschuwt de beveiliger die het meisje aanhoudt. Het meisje heeft de toiletartikelen onder haar kleding verstopt. Een onderzoek aan/in de kleding is noodzakelijk. Wie is in deze situatie bevoegd tot een onderzoek aan/in de kleding?
A
De beveiliger
B
De beveiliger samen met een vrouwelijke collega
C
De opsporingsambtenaar
Slide 8 - Quiz
U bent beveiliger en doet dienst bij de centrale post van een groot winkelbedrijf. Via de monitoren ziet u dat een man een boek wegneemt uit een stelling. De man stopt het boek in een tas en verlaat zonder te betalen de winkel. Is deze man verdachte?
A
Nee, want er is geen heterdaad.
B
Ja, want hier zijn feiten en omstandigheden aanwezig, die een redelijk vermoeden van schuld inhouden.
C
Ja, want hier is duidelijk een vermoeden van schuld aanwezig.
Slide 9 - Quiz
Welk dwangmiddel mag iedereen toepassen bij de ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad?
A
Visiteren
B
Aanhouden
C
Staande houden
Slide 10 - Quiz
Een verdachte wordt buiten heterdaad door een opsporingsambtenaar staande gehouden. De man geeft zijn gegevens, die correct blijken te zijn. Wat gebeurt er met deze door een opsporingsambtenaar staande gehouden verdachte?
A
Hij wordt voorgeleid.
B
Hij wordt overgedragen.
C
Hij mag weer weg.
Slide 11 - Quiz
Een winkelsurveillant in een warenhuis ziet dat een vrouw een flesje parfum in haar jaszak stopt. De vrouw loopt langs de kassa naar de uitgang. Bij de uitgang gaat het alarm van de alarmpoort af. De winkelsurveillant wil de vrouw aanhouden, maar zij rent weg. Hij volgt haar en ziet dat zij in een auto stapt. Mag de winkelsurveillant de vrouw alsnog aanhouden?
A
Nee, want er is teveel tijd verspreken en daardoor is er geen sprake meer van heterdaad.
B
Ja, want er is nog steeds sprake van heterdaad.
C
Nee, want de vrouw is buiten het warenhuis en dan heeft de winkelsurveillant geen bevoegdheid meer om aan te houden.
Slide 12 - Quiz
Een beveiliger surveilleert tijdens de opbouw van een evenement. Hij ziet twee jongens een lantaarnpaal vernielen. Een paar dagen later ziet de beveiliger de jongens weer. Wat moet de beveiliger doen?
A
De beveiliger houdt de verdachte aan, omdat hij het strafbare feit vorige week zelf op heterdaad heeft ontdekt.
B
De beveiliger stelt de centrale post in kennis om de politie te waarschuwen.
C
De beveiliger houdt de verdachte aan, omdat zij een misdrijf hebben gepleegd.
Slide 13 - Quiz
Wat wordt verstaan onder mishandeling?
A
Het opzettelijk of onopzettelijk pijn of lichamelijk letsel toebrengen.
B
Het opzettelijk en wederrechtelijk pijn of lichamelijk letsel toebrengen.
C
Het onopzettelijk of opzettelijk lichamelijk letsel toebrengen.
Slide 14 - Quiz
Sanne en Robbie hebben ruzie. Sanne probeert Robbie met een honkbalknuppel te slaan, maar slaat mis. Van welk strafbaar feit is hier sprake?
A
Mishandeling
B
Poging tot zware mishandeling
C
Poging mishandeling
D
Poging openlijk geweldpleging
Slide 15 - Quiz
Wat wordt verstaan onder inbeslagneming?
A
Het onder zich nemen van een voorwerp ten behoeve van het burgerlijk recht.
B
Het onder zich nemen van een voorwerp ten behoeve van veiligheid.
C
Het onder zich nemen van een voorwerp ten behoeve van strafvordering.
Slide 16 - Quiz
Tom krijgt ruzie met Maarten. Er ontstaat een gevecht waarbij Maarten door Tom in het water wordt gegooid. Op eigen kracht klimt Maarten weer uit het water. Maarten is koud en nat geworden, maar hij heeft geen verwondingen opgelopen. Van welk strafbaar feit is hier sprake?
A
Openlijke geweldpleging
B
Geen strafbaar feit
C
Mishandeling
D
Poging mishandeling
Slide 17 - Quiz
Wat wordt bij huisvredebreuk bedoelt met een "besloten lokaal"?
A
een woning
B
elke ruimte die bij een ander in gebruik is
C
een horecagelegenheid
Slide 18 - Quiz
Grijs legitimatiebewijs
Blauw legitmatiebewijs
Oranje legitimatiebewijs
Geel legitimatiebewijs
Groen legitimatiebewijs
Gediplomeerd beveiliger
Alarmcentralist
Voetbalsteward
Particulier onderzoeker
Beveiliger in opleiding
Slide 19 - Drag question
Wie zijn volgens het Wetboek van Strafvordering opsporingsambtenaren?
A
Alle personen belast met het opsporen van het strafbare feit
B
Alle ambtenaren belast met het opsporen van overtredingen
C
Alle personen belast met het opsporen van alleen misdrijven
Slide 20 - Quiz
Wat is wordt er bedoelt met 'dagvaarden'?
Slide 21 - Open question
Wat is het doel van de voorgeleiding van de verdachte aan een (hulp)officier van justitie?
A
Hoe toetst de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de aanhouding
B
Hij bepaalt direct of de verdachte het strafbare feit heeft begaan of niet
C
Hij toetst of de verdachte aanspraak kan maken op een strafuitsluitingsgrond
Slide 22 - Quiz
Cor dwingt zijn minderjarige zoon van 9 jaar iets te stelen. Cor bedenkt de diefstal en zijn zoon voert de diefstal uit. Wie is er in dit voorbeeld als dader strafbaar voor de diefstal?
A
Zowel Cor als zijn zoon zijn strafbaar. Vader als intellectuele dader en de zoon als materiele dader.
B
Zowel Cor als zijn zoon zijn strafbaar. Vader als intellectuele dader en de zoon als materiele dader.
C
Alleen Cor is strafbaar als doen pleger. Zijn zoon die jonger dan 12 jaar is, is strafrechtelijk niet te vervolgen.
Slide 23 - Quiz
Bij een verkeersongeval regelt een politieagent het verkeer. Hij stuurt bestuurders van motorvoertuigen een weg in, waarvan de aanwezige verkeersborden aangeven dat deze weg gesloten is voor alle verkeer behalve voetgangers. Welke strafuitsluitingsgrond is van toepassing voor de bestuurders als zij de aanwijzing opvolgen en de geslotenverklaring inrijden?
A
Ambtelijk bevel
B
Wettelijk voorschrift
C
Overmacht
Slide 24 - Quiz
In een bedrijf werken medewerkers van een ingehuurd bedrijf.
Wie is als eerste verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van deze medewerkers?
A
De werkgever van de werknemers
B
De beveiliging
C
De werkgever van het bedrijf
Slide 25 - Quiz
Wat is een RI&E?
A
Een plan van aanpak voor veiligheid
B
Een onderzoek naar veiligheid
C
Een onderzoek naar beveiliging
Slide 26 - Quiz
Wat is niet waar over de Nederlandse Arbeidsinspectie?
A
Ze mogen geen boetes geven, dat is aan de rechter
B
Ze mogen na een bedrijfsongeval een onderzoek instellen
C
Ze hebben toegang tot elke plaats
Slide 27 - Quiz
Op wie is de volgende omschrijving van toepassing: ‘iemand die uit vrije wil zonder arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht.
A
Stagiaire
B
Vrijwilliger
C
Medewerkers met een nu uren contract
Slide 28 - Quiz
Welke informatie valt onder bijzondere persoonsgegevens?
A
Burgerlijke staat
B
Nationaliteit
C
Genetische gegevens
Slide 29 - Quiz
Een Firewall installeren op een computer is een...
Contracten opbergen in een kluis is....
Het terugdringen van verwerking van overbodige persoonsgegevens valt onder....
Bouwkundige beveiligingsmaatregel
Organisatorische beveiligingsmaatregel
Elektronische beveiligingsmaatregel
Slide 30 - Drag question
Welk wapen zie je hier?
A
Pistool
B
Startrevolver
C
Revolver
Slide 31 - Quiz
In deze categorie zijn ondergebracht pistolen, revolvers, geweren, alarmpistolen en werpmessen. Voor deze wapens kan men onder bepaalde voorwaarden een toestemming (vergunning) krijgen.
A
Categorie 2
B
Categorie 3
C
Categorie 4
Slide 32 - Quiz
Wat is het verschil tussen hard- en softdrugs?
A
Softdrugs is vrij verhandelbaar en harddrugs niet.
B
Harddrugs hebben een onaanvaardbaar gezondheidsrisico en softdrugs niet.
C
Harddrugs zijn verslavend en softdrugs niet.
Slide 33 - Quiz
Harddrugs staan in de Opiumwet in lijst I. Is deze stelling juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quiz
Artikel 6 van de Wegenverkeerswet stelt strafbaar, gedragingen waardoor er een ongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood of lichamelijk letsel oploopt. Voor wie geldt dit artikel?