Chapitre 3 - leçon 5 (-er/sport)

Bonjour!
Comment ça va? 
Aujourd'hui leçon 4 - qu'est-ce que tu aimes?!
Ww-er
Les sports
2de week na de vakantie test avoir/être/-er + jezelf voorstellen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Bonjour!
Comment ça va? 
Aujourd'hui leçon 4 - qu'est-ce que tu aimes?!
Ww-er
Les sports
2de week na de vakantie test avoir/être/-er + jezelf voorstellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Les sports

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions


A
ils jouent au foot
B
ils jouent au volleyball
C
ils jouent au rugby
D
ils jouent au hockey

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions


A
l'équitation
B
la natation
C
l'escrime
D
la pétanque

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


A
le karaté
B
le judo
C
la course
D
la boxe

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


A
ils jouent au handball
B
ils jouent au foot
C
ils jouent au hockey
D
ils jouent au basket

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

jouer au tennis
faire de la gymnastique
jouer au basket
faire du kayak
jouer au golf
jouer au handball
jouer au badminton
faire de l'équitation
faire de l'athlétisme
jouer au ping pong
jouer au pétanque
faire du judo
faire de la planche à voile
faire de la natation
faire une balade
jouer au rugby
faire de la plongée
faire du karaté
jouer au foot

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Pak je boek erbij voor de volgende slides!

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Vervoeg: Tu _____ (aimer) ton chien.
A
aimons
B
aiment
C
aime
D
aimes

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg: Nous _______ (jouer) au foot.
A
jouons
B
joue
C
jouez
D
jouent

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg: Damien _______ (jouer) au basket.
A
joues
B
joue
C
jouons
D
jouez

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg: Julie et Sophie ________ (jouer) au hockey
A
jouent
B
jouons
C
joue
D
jouez

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg: Jacques _______ (aimer) de la musique
A
aimes
B
aiment
C
aimez
D
aime

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf een zin met:
J'aime...

Slide 16 - Mind map

1. Je hebt gekozen voor een sport in het Fr. van waar je houdt en dat heb je op een A4tje geschreven. 
2. Nu ga je een zin maken met het ww houden van in het Fr. > Bijv. j'aime le rugby.
Maar even in het kort... Hoe maak je een zin? Eerst het lidwoord schrijven - j'  in dit geval. Dan het ww aimer en vervolgens de rest van je zin (in dit geval je favoriete sport). 

Hoe zeg je in het frans:

Van welke sport hou je van?
A
B

Slide 17 - Quiz

Hoe zeg je in het frans:
Van welke sport hou je van?
Luister naar het fragment A en B en kies het juist antwoord.
Schrijf een zin met:
Je déteste...

Slide 18 - Mind map

1. Je hebt gekozen voor een sport in het Fr. van waar je je een hekel aan hebt. En dat heb je op een A4tje geschreven. 
2. Nu ga je een zin maken met het ww je déteste in het Fr. > Bijv. je déteste le judo.
Rappel: Hoe maak je een zin alweer? Eerst het lidwoord schrijven - je, in dit geval. Dan het ww déteste en vervolgens de rest van je zin (in dit geval de sport waar je je een hekel aan hebt). 

Hoe zeg je in het frans:

Aan welke sport heb je een hekel aan?
A
B

Slide 19 - Quiz

En nu een quizvraag!
1. Hoe zeg je in het frans:
Aan welke sport heb je een hekel aan?
2. Luister naar het fragment A en B en kies het juist antwoord.