Meervouden

1E/1F Nederlands
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1E/1F Nederlands

Slide 1 - Slide

Planning
- Voorlezen
- Lesdoelen bespreken
- Uitleg nieuwe theorie
- Huiswerk nakijken
- Aan de slag

Slide 2 - Slide

Voorlezen
Koning van Katoren

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
- Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud
- Ik kan meervouden op -en en -s spellen.

Slide 4 - Slide

Meervouden
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud. 

Slide 5 - Slide

Zo maak je een meervoud
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en  of -s achter het woorden te zetten: 

vriend --> vrienden
wielrenner --> wielrenners

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen
Let op, soms moet je daarnaast

- een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief --> brieven
- een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans --> ganzen
- de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas --> jassen
- een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur --> muren

Slide 7 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 5
Bladzijde 234 + 235

Let op! Opdracht 5 kan je ook alleen maken!

Slide 9 - Slide

Lesdoelen
- Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud
- Ik kan meervouden op -en en -s spellen.

Slide 10 - Slide