Epilepsie

Epilepsie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FarmacotherapieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Epilepsie

Slide 1 - Slide

Epilepsie is een aandoening van het centrale zenuwstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Wat is epilepsie
A
insult
B
storing in de hersenfunctie
C
koortsstuip
D
hersenbeschadiging

Slide 3 - Quiz

Epilepsie ofwel vallende ziekte
  • Oorzaak ligt in het CZS
  • Aanvalsgewijs (insult of toeval)
  • Verminderd bewustzijn -> bewusteloosheid 
  • Verhindering voor epileptici (werk of sport)


Slide 4 - Slide

Oorzaken
  • Oorzaak ligt in het CZS
  • Hersenbeschadiging (tijdens de geboorte)
  • (Verkeers)ongeluk
  • Hersenvliesontsteking
  • Beroerte of tumor


Slide 5 - Slide

Gevolgen van een aanval
  • Beschadiging aan de hersenen
  • Tast je verstandelijk vermogen (denken/begrijpen) aan
  • Tijdelijk (6-12mnd) niet mogen autorijden 

CBR: Heeft u al een rijbewijs en heeft u een epileptische aanval gehad? Dan moet u 6 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Heeft u twee of meer epileptische aanvallen gehad, dan moet u 12 maanden aanvalsvrij zijn voordat u weer mag rijden. Na die periode vult u een Gezondheidsverklaring in bij het CBR.

Slide 6 - Slide

Aanval meten
Hersenactiviteit meten (EEG) = Elektro Encefalo Gram

Slide 7 - Slide

Type aanvallen
  • Partiële aanvallen
 -> plaatsgebonden
-> deel van hersenen
-> bewustzijn is intact, verminderd of geheel afwezig
-> 3 soorten partiële aanvallen

https://www.epilepsie.nl/over-epilepsie/soorten-aanvallen

Slide 8 - Slide

Type aanvallen
  • Gegeneraliseerde aanvallen
-> niet- plaatsgebonden
-> grotere delen van hersenhelften betrokken
-> volledig buiten bewustzijn -> herinneren het zich niet
-> verschillende vormen

https://www.sein.nl/hulp-bij-epilepsie/soorten-aanvallen-en-oorzaken/epilepstische-aanvallen/

Slide 9 - Slide

Partiële aanvallen (3)
(1) Eenvoudig: volledig bij bewustzijn, onopgemerkt, lichte            aanval

Symptomen:
* plotselinge spiertrekking (arm, been of gezicht)
* iets proeven, zien of ruiken wat er niet is

Slide 10 - Slide

Partiële aanvallen (3)
(2) Complex: verlaagd bewustzijn

Symptomen:
* wriemelen, plukken, kauw- of smakbewegingen of ijsberen

Slide 11 - Slide

Partiële aanvallen (3)
(3) Partiële aanval gevolgd door een gegeneraliseerde aanval  (tonisch-klonische aanval)

Bewustzijn is volledig verstoord, spieren verstijven, schokken

Slide 12 - Slide

Gegeneraliseerde aanvallen
Verschillende vormen waaronder:
* absence
* tonisch-klonische
* myoklonische
* atone
* status epilepticus 

Slide 13 - Slide

Gegeneraliseerde aanvallen
Absence = bewustzijnsstoornis met korte afwezigheid. Lijkt op dagdromen
Atone = patiënt valt door spierverslapping, spieren verslappen plotseling, verlies bewustzijn paar seconden

Slide 14 - Slide

Gegeneraliseerde aanvallen
Tonisch-klonische = 
Begint met stijfkramp (tonisch) gevolgd door ritmische schokken (klonisch)

Ritmische schokken zijn spierkrampen in het hele lichaam

Slide 15 - Slide

Gegeneraliseerde aanvallen
Myoklonische = kortdurende spierschokken (armen of benen) met een korte bewustzijnsstoornis 

Spierschokken kunnen enkelvoudig of in reeksen voorkomen 

Slide 16 - Slide

Gegeneraliseerde aanvallen
Status epilepticus = aanvallen volgen elkaar op. Kan langer dan 30min duren

Ingrijpen kan noodzakelijk zijn als de patiënt buiten bewustzijn blijft tussen de aanvallen door (112 of medici) 

Slide 17 - Slide

Is epilepsie een aandoening die zich uit in de vorm van aanvallen?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Bij een gegeneraliseerde aanval kan iemand zich de aanval herinneren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Als de ene epileptische aanval de andere aanval opvolgt noem je dit
A
tonisch klonische aanval
B
myoklonische aanval
C
status epilepticus
D
absence

Slide 20 - Quiz

Anti-epileptica 
* Beïnvloeden de informatieoverdracht via zenuwen in de hersenen, verminderen de gevoeligheid van de zenuw.
* Behandeling starten met lage dosis en dan geleidelijk verhogen, bij staken uitsluipen, dosering wordt individueel vastgesteld op bepaling van bloedspiegel.
* Chronisch gebruik - in dienst ook zonder recept indien nodig

Slide 21 - Slide

Anti-epileptica 
Meest gebruikte: (R) niet omzetten!
- Carbamazepine (Tegretol)
- Valproinezuur (Depakine)
- Fenytoïne
- Lamotrigine 
- Levetiracetam (Keppra)
- Topiramaat 

Slide 22 - Slide

Benzodiazepinen  
* Aanval bestrijden
* Beïnvloeden prikkels in de hersenen die een aanval kunnen oproepen (Clonazepam & Clobazam)
* Diazepam of Midazolam wordt gebruikt om aanval (>10 min) te stoppen: via injectie, zetpil, neusspray of klysma.
* Klysma werkt even snel als een injectie


Slide 23 - Slide

Overige geneesmiddelen
* Barbituraten worden heel soms nog toegepast: fenobarbital of methylfenobarbital, alleen als andere geneesmiddelen niet helpen

* Acetazolamide: kan in uitzonderlijke gevallen spierkrampen voorkomen. Alleen als reguliere geneesmiddelen niet of onvoldoende helpen

Slide 24 - Slide

Wat is een medicijn tegen epilepsie?


A
Carbamazepine
B
Oxybutanine
C
Metoclopramide

Slide 25 - Quiz

Welk medicijn kan gegeven worden bij epilepsie?
A
Levetiracetam
B
Movicolon
C
Ticagrelor

Slide 26 - Quiz

Met welk onderzoek kan je de diagnose epilepsie stellen?



A
EMG
B
Bloedonderzoek
C
EEG

Slide 27 - Quiz

Niet iedereen die een epileptisch insult heeft gehad, heeft epilepsie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Koortsconvulsies
* Jonge kinderen ofwel kleuters 
* Plotselinge stijging lichaamstemperatuur (infectieziekte)
* Lijf wordt eerst stijf en kan daarna gaan schokken
* Behandeling moet snel gebeuren -> Diazepam klysma 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide