Quiz Pincode H2 wat voor consument ben jij?

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

timer
15:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Quiz Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Welke activiteit hoort niet bij een consumentenorganisatie
A
Betaald reclame maken voor een bepaald merk.
B
Geven van onpartijdige informatie
C
Je informeren over rechten en plichten als consument,
D
acties bij fabrikanten en overheid voeren om het belang van consumenten te beschermen.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Als je iets koopt, biedt zo’n product soms niet wat het belooft. Gelukkig komen ................................................  op voor de belangen van de consument, zoals de ......................   Zo’n onderzoek noem je een ................... 
 Als consument heb je altijd recht op een ......... product. 
Dat betekent dat het bij normaal gebruik een redelijke tijd moet meegaan. Ook krijg je op veel producten ........, zodat je weet dat je met het product kunt teruggaan naar de winkelier.



consumentenorganisaties
Consumentenbond
vergelijkend warenonderzoek
deugdelijk
 garantie

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

De prijs van 460 gram aardbeien is 3,25. Bereken de prijs per 100 gram.
A
€0,75
B
€0,71
C
€0,81
D
€0,85

Slide 7 - Quiz

De prijs omrekenen naar 100 gram om makkelijker producten met verschillend gewicht te vergelijken. 

Prijs : origineel gewicht x 100 =
3,25 : 460 x 100 = € 0,706 Afronden op 2 decimalen = € 0,71
Reken het percentage uit
   Bereken het percentage van de de   
   verandering.


A
(63-70)/70*100% = -10%
B
63/70*100% = 90%
C
(70-63)/63*100% = -11%
D
(70-63)/63*100% = 11,1%

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De adviesprijs van de Vespa Sprint is € 5.479,-. Bij het Amsterdamse bromfietshuis is deze maand de actieprijs € 4.499,-. Hoeveel procent is de actieprijs lager dan de adviesprijs?
A
16,5 %%
B
17,9 %
C
21,8 %
D
82,1 %

Slide 9 - Quiz

Gebruik hier de Van en Dan regel. Hoger dan de adviesprijs. De Adviesprijs is dus waar je mee vergelijkt. 

actieprijs - adviesprijs : adviesprijs x 100%
4.499 - 5.479 : 5.479 x 100 = - 17,88 Afronden op 1 decimala dus 17,9% lager.
Wat regelt de Warenwet?
A
Dat warenhuizen genoeg producten moeten verkopen
B
Dat warenhuizen deugdelijke producten moeten verkopen aan de consument
C
Het verbod op verkoop van voedsel en andere producten die gevaarlijk zijn voor je gezondheid of veiligheid

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat houdt de Colportagewet in?
A
Een wet die regels stelt aan verkoop op markten
B
Een wet die regels stelt aan verkoop aan de deur
C
Een wet die regels stelt aan online verkoop
D
Een wet die regels stelt aan verkoop in winkels

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welke wet beschermt je tegen onveilige producten?
A
De Warenwet
B
De Wet productaansprakelijkheid
C
De Wet koop op afstand
D
De Colportagewet

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Als je een nieuw product koopt heb je recht op bedenktijd. Welke wetten regelen dit recht op bedenktijd?
A
De wet productaansprakelijkheid
B
De Colportagewet
C
De Warenwet
D
De wet koop op afstand

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Een ander woord voor hypothecaire lening is hypotheek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke kosten bestaan de
kosten koper (k.k.) bij de aankoop van een woning?
A
2% Overdrachtsbelasting
B
Notariskosten
C
btw

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Het decimale getal van 32,5 % is
A
32,5
B
3,25
C
0,325
D
0,0325

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van gemeentelijke belastingen is de hondenbelasting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De netbeheerkosten is een voorbeeld van variabele kosten van een energierekening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De WOZ-waarde van een woning is € 275.00,- en de onroerendezaakbelasting in de gemeente bedraagt 0,156%. Bereken het bedrag dat voor deze woning aan ozb betaalt moet worden.
A
€ 176,28
B
€ 365,-
C
€ 429,-
D
€ 42.900

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt een deel van de betaalde hypotheekrente terugvragen aan de bank.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Over de hypothecaire lening betaal je rente en aflossing
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bereken het percentage:

12 van de 48 =
A
12
B
24
C
25
D
48

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Op welk product zal de overheid geen subsidie geven?
A
Zonnepanelen
B
Warmtepomp
C
Benzine auto
D
isolerend glas

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions