Verwijswoorden 1.4 klas 3k

Verwijswoorden 1.4 klas 3k
DAT, DIE, WAT
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verwijswoorden 1.4 klas 3k
DAT, DIE, WAT

Slide 1 - Slide

Welke zin leest het fijnst?
A
Ik ga naar Ameland, ik vind het leuk dat ik naar Ameland ga.
B
Ik ga naar Ameland, dat vind ik leuk.

Slide 2 - Quiz

Verwijswoorden

- Verwijzen naar een woord of zin.

- Maken het lezen fijner.

Slide 3 - Slide

DAT
Verwijst naar het-woorden

In de bijlage vind je het inschrijfformulier. Dat kun je mailen naar de decaan. 

Hoe onthouden: daT - heT


Slide 4 - Slide

DIE
Verwijst naar de-woorden (enkelvoud en meervoud)

Alle leerlingen hebben veiligheidsschoenen nodig. Kunnen we die bij u bestellen.

Onthouden: diE - dE

Slide 5 - Slide

WAT
- Een hele zin: Ik ga op een camping werken, wat is erg leuk vind.

- Iets onbepaalds: Iets wat ik niet begrijp.

- Een overtreffende trap: (leuk, leuker, leukst)
           Wat is het leukste wat je ooit gedaan hebt in de een                           vakantiebaantje?


Slide 6 - Slide

Chris is een jongetje ....... graag voetbalt.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 7 - Quiz

Hij pakt daarvoor het liefst de bal ...... hij van zijn opa heeft gekregen.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 8 - Quiz

..... rolt namelijk het beste door het gras.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 9 - Quiz

Die rolt namelijk het beste door het gras, ......... hij erg fijn vindt.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 10 - Quiz

Hij speelt intussen in het Nederlands jeugdelftal, ..... zijn ouders erg bijzonder vinden.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 11 - Quiz

De wind is gaan liggen, wat ..........
(maak er geen vraagzin van)

Slide 12 - Open question

Mijn moeder heeft een nieuwe auto gekocht. Die ....................

Slide 13 - Open question

Ik houd niet van spruitjes, dat ..........

Slide 14 - Open question

In de bijlage vindt u mijn brief,
die ................

Slide 15 - Open question

In de bijlage vindt u de factuur van mijn abonnement, dat ...........
DAT verwijst naar......
A
de bijlage
B
de factuur
C
mijn abonnement

Slide 16 - Quiz

Let goed op waar het woord naar verwijst!

Maak opdracht 8 t/m 10 op blz. 37/38

Klaar: Versterk jezelf - Formuleren - Verwijswoorden

Slide 17 - Slide