This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Planning
Slide 2 - Slide
Aims
I can tell the difference between the past simple and past continuous
I can use the past simple and past continuous
Slide 3 - Slide
Short recap
feiten, altijd, regelmatig of nooit.
Slide 4 - Slide
Short recap
Happening now/ "nu aan het doen".
Happening over a longer period of time
Slide 5 - Slide
Past Simple
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over
feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.
stam +ed / onregelmatig werkwoord
Slide 6 - Slide
Past Continuous
De Past Continuous is de duurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat
iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was of dingen die je nu aan het doen bent
was/were & werkwoord +ing
Slide 7 - Slide
Signaalwoorden
Voor de past continuous:
when, while
Voor de past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last year, 1997, 2 days ago etc.
Slide 8 - Slide
Past continuous vs. past simple
Je gebruikt de past continuous i.c.m. de past simpleom aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie = past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie = past continuous).
I was reading a book when the phone rang.
I was washing my car when the accident happened.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Zijn de regels duidelijk? Zijn er nog onduidelijkheden?
😒🙁😐🙂😃
Slide 11 - Poll
Fill in the past simple: I .............. to my neighbour yesterday.
timer
0:20
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking
Slide 12 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
timer
0:20
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment
Slide 13 - Quiz
Fill in the past continuous: We ................... a good movie when the phone rang.
timer
0:20
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching
Slide 14 - Quiz
Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
timer
0:20
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week
Slide 15 - Quiz
Zijn de regels duidelijk?
😒🙁😐🙂😃
Slide 16 - Poll
Past Simple & Past Continuous
I _______________ (wait) for the bus when it _______________ (start) to rain.
Slide 17 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I WAS WAITING (wait) for the bus when it STARTED (start) to rain.
Slide 18 - Slide
Past Continuous & Past Continuous
While we ______________________ (walk) the dog, the neighbours _______________ (wash) their car.
Slide 19 - Slide
Past Continuous & Past Continuous
While we WERE WALKING (walk) the dog, the neighbours WERE WASHING (wash) their car.
Slide 20 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I _________________________ (read) the newspaper, when all of a sudden my cat ___________________ (jump) onto my lap.
Slide 21 - Slide
Past Simple & Past Continuous
I WAS READING (read) the newspaper, when all of a sudden my cat JUMPED (jump) onto my lap.
Slide 22 - Slide
Activiteit
Schrijf nu in tweetallen een korte beschrijving (wanneer gebruik je ..., hoe maak je..., signaalwoorden etc.) over de Past simpleen de Past continuous