Les 11- herhaling leerjaar 1 + wederkerend werkwoord

Les 11- herhaling leerjaar 1 + Grammatica §3 wederkerende werkwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 11- herhaling leerjaar 1 + Grammatica §3 wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Slide

Goedemiddag 2Vd
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en ga lezen in je leesboek
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 min lezen
  • wat weet je nog?
  • uitleg wederkerend werkwoord
  • zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Zinsdelen - hoe vind je ze?
persoonsvorm
gezegde 
-werkwoordelijk gezegde
- naamwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Bekijk de zinsdelen hiernaast. Weet je nog hoe je ze vindt?
timer
1:30

Slide 3 - Slide

Zinsdelen
persoonsvorm -> verander de zin van tijd
gezegde
-werkwoordelijk gezegde -> alle werkwoorden in een zin (doen ww)
- naamwoordelijk gezegde -> naamwoordelijk deel + alle werkwoorden (zijn ww)
onderwerp -> Wie of wat + gezegde
lijdend voorwerp -> Wie of wat + gezegde+ onderwerp
meewerkend voorwerp -> Aan wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling -> Rest, geeft vaak antwoord op: waarom, hoe, wanneer, waarheen etc.

Slide 4 - Slide

Gezegde + lijdend voorwerp
Het koor zingt een mooi lied

PV:
Gezegde (PV+ alle werkwoorden):
Onderwerp (wie/wat + gezegde:
Lijdend voorwerp Wie/wat + onderwerp+ gezegde: 

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Gezegde + lijdend voorwerp
Het koor zingt een mooi lied

PV: zingt
Gezegde (PV+ alle werkwoorden): zingt
Onderwerp: het koor
Lijdend voorwerp: een mooi lied

Slide 6 - Slide

Gezegde + lijdend voorwerp
Maaike heeft de bloemen aan haar vader gegeven.

PV: 
Gezegde (PV+ alle werkwoorden): 
Onderwerp: 
Lijdend voorwerp: 

Slide 7 - Slide

Gezegde + lijdend voorwerp
Maaike heeft de bloemen aan haar vader gegeven.

PV: heeft
Gezegde (PV+ alle werkwoorden): heeft gegeven
Onderwerp: Maaike
Lijdend voorwerp: de bloemen

Slide 8 - Slide


A
Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
B
Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
C
Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
D
Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 9 - Quiz

Welke zin is geen correct Nederlands?
  1. Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
  2. Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
  3. Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
  4. Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 10 - Slide

Welke zin is geen correct Nederlands?
  1. Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
  2. Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
  3. Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
  4. Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
Je kan/weet

het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.

Slide 12 - Slide

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 13 - Slide

Grammatica zinsdelen
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hoort bij een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons)
Het wederkerend vnw hoort hier bij het WG: vergiste zich, realiseer me, bemoeit zich  
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.

Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 14 - Slide

Verplicht wederkerend werkwoord
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me).
Dit hoort bij het wg: vergis me

Slide 15 - Slide

Toevallig wederkerend werkwoord
Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?

Je kunt jezelf vermaken, maar ook een ander.
Daarom noem je dit een toevallig wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (je).
Dit hoort bij het LV: je 
(WG = heb vermaakt)

Slide 16 - Slide

Toevallig wederkerend werkwoord
Bij toevallig wederkerend werkwoorden 
hoort niet altijd een voornaamwoord.

Voor een wederkerend voornaamwoord kun je
een ander persoon invullen of 'zelf' eraan vastplakken:
Heb jij je(zelf) vermaakt. Zij hebben zich(zelf) misdragen.
Het wederkerend werkwoord, hoort bij het lv: je / zich

Slide 17 - Slide

Kortom...
  1. Kijk of je een ander persoon of "zelf" toe kan voegen aan het wederkerend vnw.
  2. Ja? Heb je te maken met een toevallig wederkerend werkwoord dan lv.
  3. Nee? dan een verplicht wederkerend werkwoord dan wg

Slide 18 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 5 Grammatica §1 ZD herhaling leerjaar 1
+ § 3 wederkerende werkwoorden
Wat: Maak maak opdracht 1+2 van Grammatica §3 p. 210. Klaar? Ga verder met § 1 opdracht 2 t/m 8.
Hoe:  Individueel, in je schrift voor §3 en op je laptop voor § 1.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met het het wederkerende werkwoord en de zinsdelen.
Klaar?
Lezen in je leesboek
of ander huiswerk
timer
15:00

Slide 19 - Slide

Fijne dag!

Slide 20 - Slide